1880 mocht iedereen personen over de weg vervoeren. Er werden verder geen eisen gesteld,
noch aan de bussen, noch aan het personeel.
Ordening
Er was inmiddels bij de tram het een en ander veranderd. In 1904 werd besloten de paar
dentram en de stoomtram naar Schiedam te vervangen door electrische trams. Daartoe werd
opgericht de Rotterdamsche Electrische Tramweg Mij. Daarin had de oude RTM nog wel
een belang, maar het grootste deel van het kapitaal werd van Belgische zijde opgebracht.
De RTM zelf is vooral bekend geworden van haar tram-, bus- en veerdiensten op de Zuid-
Hollandse en Zeeuwse eilanden. In 1927 nam de gemeente Rotterdam de RETM over en dit
bedrijf ging verder als RET.
Mede op aandringen van de RETM ging men eisen stellen om de veiligheid van bussen te
vergroten. Niemand had er toen nog echt verstand van en daarom moest de Reinigings- en
Ontsmettingsdienst de bus keuren. Als deze dienst de bus goedkeurde bracht hij op drie
plaatsen aan het voertuig een loodje aan. De gemeente Rotterdam maakte het de particuliere
busondememers steeds moeilijker. Na 1924 werden er geen nieuwe vergunningen meer ver
leend en vanaf 1929 werden bestaande vergunningen ingetrokken. De RETM en later de
RET ondervonden hevige concurrentie. Veel ondernemers gingen zich toeleggen op de
"buitenlijnen", buslijnen van een buurgemeente op Rotterdam. Want in 1926 was er een
nieuwe wet van kracht geworden. De provincie ging nu over de vergunningen voor de
buitenlijnen. Zo werden vijf (van de zes) aanvragen van diensten van Schiedam op
Rotterdam ingewilligd. De RET ging zelf autobuslijnen exploiteren. Ook in Schiedam, waar
in 1930 een lokaal busnet, met de lijnen K, L en M, werd opgezet.
Zoals in zoveel steden was er in de jaren twintig een verwarrende situatie met de buslijnen
in Schiedam. Sommige bestonden maar heel kort, de vergunning werd ingetrokken en het
bedrijf later toch weer voortgezet, soms onder een andere naam. En dan had je ook nog
lieden die wel een vergunning hadden, maar niet daadwerkelijk een buslijn onderhielden of
daar plots mee stopten. Ook de variëteit in de bussen, soms zelfs bij één bedrijf was enorm.
Vanuit Vlaardingen (en Maassluis) waren er via Schiedam diverse diensten op Rotterdam.
De eerste werd geopend op 17 maart 1923 door M. v.d. Burg. Nadat de vergunning nog een
paar maanden ingetrokken was geweest, zette dezelfde M. v.d. Burg vanaf eind 1923 onder
de naam VAOM de zaak voort. Een ander bekend bedrijf was de Evag, die ook in 1923
vanuit Vlaardingen op Rotterdam ging rijden. Beide bedrijven hebben tot aan het begin van
de oorlog lijnen op Rotterdam gehad. In 1924 zijn er nog twee ondernemers enige maanden
actief geweest met diensten tussen Rotterdam en Maassluis. Na de mislukte Amovan-peri-
ode heeft K.Th. Tinkhof in 1922 met een oude Mercedes-bus tussen de Diergaardelaan
(nabij het toenmalige station D.P. in Rotterdam) naar de Broersvest gependeld.
Van begin 1924 tot medio 1927 onderhield de Rotterdamse ondernemer Y. Alders een dienst
van het Rozenburgerplein naar de Rusthoflaan in Rotterdam. Er waren veel meer mensen,
die omstreeks 1923 vergunning aanvroegen voor busdiensten Rotterdam-Schiedam. Van een
vijftal is bekend, dat het wel vergunning had gekregen, maar dat het niet tot een
daadwerkelijke exploitatie is gekomen.
157