Piet Paaltjens
en
Schiedam.
Lezer, ongetwijfeld is de naam van
onzen dichter Piet Paaltjens voor u
geen holle klank. In ieder geval.
Schiedam kende hem en hij waar
deerde Schiedam. Op den 9en Oc
tober 1853 was de student Piet Paal
tjens uit Leiden verdwenen zegt
zijn levensbeschrijver (dat was hij
zelf) ons en „nu onlangs" had
men hem (n.l. P.P. zichzelven) ont
moet in de zoogenaamde Friesche
wafelkraam op de wereldtentoonstel
ling te Parijs (n.l. de 2de van 1867)
en we vernemen verder „Met diepe
verachting", schrijft mij P.P.) een
ooggetuige P.P.), „zat hij P.P.)
daar te kijken naar de twee buffetjuffers, die wel oorijzers droegen,
maar evenmin echte Friezinnen waren, als de genevcr. die hij lang
zaam dronk, onvervalschte Oude van Simon uit Schiedam was. Er
heerschte een plechtige stilte aan de tafeltjes in zijn nabijheid. Zelfs
de lichtzinnige Franschen gevoelden, dat er een wereld van wee
moed lag in de wijze, waarop hij na ieder teugde smakte.
Inderdaad P.P. wist. wat het beduidde om zich met een surrogaat
van Ouden Simon's edel distillaat te moeten tevreden stellen 1
Maar we zullen den dichter hier zelf aan het woord laten komen
m een gedichtje uit zijn bundel Academische poëzie „Snikken en
Grimlachjes"
Wat eet die man
vreeseitjk luidruchtig.
En 't is nog wel de
president van 't anti-lawaai-
comité.
(Chicago Ncivs).
Wij zaten met ons vieren
ln den tuin van de sociëteit.
„Kijk, jongensriep Sand, „wat passeert daar
Een eeuwige knappe meid."
„Ja." zei Kaaidat's een pracht van een meisje
Zoo zijn er geen twaalf in 't land
„Ik hoor.zuchtte Haasze is in stilte
Geëngageerd met een luitenant.
„Wat mankeert je. Paal riep Sand weer.
„Je wordt zoo bleek als de dood
Neem wat dubbelgebeide Neen. Dundas
Schreeuwde Haas„breng gauw een glas rood
Wel dronk ik. om Haas te pleizieren.
Het rood uit, ook smaakte 't wel goed.
Maar op geen van mijn beide wangen
Herriep het den rozengloed.
Sinds ik weet. dat een luïtnant in stilte
Mag bluffen op haar bezit.
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.
86