Meteen begon hij met zijn vingers de beste stukken uit mijn ka beljauw te graaien en liet ze in de mond verdwijnen. "Zolang hij eet, maakt hij tenminste geen ongelukken", dacht ik. De graat van de kabeljauw was nog niet zichtbaar of hij stootte, kraaiend van plezier uit: "Dat is prachtig. De enige jood die lak aan alles heeft i en overal komt, eet kabeljauw! Verdomd goed!" Ik zat in mijn pro- 1 zaïsch nuchtere toestand afschuwelijk op hete kolen, trapte hem onder tafel tegen zijn schenen en maakte een wanhopige hoofd beweging om hem op het gezelschap met de hoge bezetters attent te maken. Het drong nauwelijks tot hem door. "Heb je sigaretten?", vroeg hij, nadat hij de kabeljauw kaal geplukt op mijn bord had achtergelaten. "Neen!", zei ik, want ik had geen tijd gehad ze te kopen. "Wat!", zei Stapels: "Wel kabeljauw eten en geen sigaretten?" Er kwam hulp van onverwachte zijde. Een van de officieren wendde zich naar ons toe en liet Stapels een onaangebroken pakje sigaretten zien. "Wenn ich Ihnen ein Gefallen tun kann. Sie können mir das abkaufen!" "Wieviel?", vroeg Stapels, terwijl hij het de man uit de vingers griste. "Ein Gulden!", zei de bezetter mild. Het was goedkoop, ze kostten overal twee. Stapels tuurde op de banderolle. Ik zag 70 cents staan en begreep dat het verschrikkelijke gebeurde. "Eine Unverschamtheit!", barstte hij los. "Sind Sie ein Ehrenmann? Ein deutscher Offizier? Sie sind ein Schwarzhtindler!" Hij gooide het pakje bij de officieren op tafel terug. Het zweet brak mij uit en ik werd slap van de narigheid. Ik zag de tocht door de twistzucht van de vervloekte Stapels in duigen vallen. Ik liet de goudstukken los in mijn zak glijden. Niet de beste bagage om mee op de Amstelveenseweg te belanden. "Der Kerl ist ja besoffen!", mengden de andere officieren zich in de situatie. Zij hadden god dank meer trek in hun eten dan in energiek optreden om de beledigde weermacht te wreken. "Völlig besoffen!", beaamde ik hoofdschuddend. De "Schwarzhandler" keek nog eens van Stapels naar mij, haalde zijn schouders op, draaide zich om en at verder. Nu vond ik het genoeg. Ik was kwaad op mijzelf omdat ik Stapels tegenover dit gezelschap verloochend had. Toch wilde ik mij niet langer aan de risico's van zijn explosies blootstellen. Ik riep de ober, betaalde en liet hem bij de resten van de kabeljauw achter. Toen ik veilig en wel in de trein naar Den Haag zat, kon ik om het zotte geval lachen. Hij is heelhuids de oorlog doorgekomen. Evenals twee joodse vrienden, die bij hem ondergedoken zaten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2006 | | pagina 21