Uit het Reglement
Iedere ingezetene van Schiedam kan blijkens het reglement penningen inbrengen mits niet
minder dan vijf stuivers en of veelvouden daarvan. Per jaar kan maximaal driehonderd gul
den worden ingelegd. De ingelegde gelden kunnen in principe in één keer worden opgeno
men, met een minimum van tien stuivers. Boven de vijfentwinting gulden moest een opname
wel veertien dagen tevoren worden aangevraagd.
Artikel 11 bepaalde dat de aangekochte Fondsen en gelden in een ijzeren kist zouden worden
geplaatst. Die kist was voorzien van twee verschillend werkende sloten, waarvan de sleutels
berustten bij de president en de thesaurier. Zo waren twee bestuurders nodig om de geldkist
te openen. Daarnaast waakten, blijkens artikel 21ook de Burgemeesteren van Schiedam
voor het gemak en de zekerheid der inleggers, door de gunstige aanwijzing der Consistorie
kamer der Gasthuiskerk, tot de wekelijkse zittingen der Commissarissen van de Spaarbank
en door het verlenen van een ijzeren kist, geplaatst in de Finantie-kamer op het Stadhuis
waarin de gelden en effecten zich veilig bevinden.".
Het Bestuur wordt gevormd door acht Commissarissen (die niet betaald worden). De be
noeming geschiedt door het Departement der Mij. tot Nut van 't Algemeen. De boekhouder
wordt wel betaald; de secretaris niet. De ingelegde gelden genieten vier procent rente, maar
dat rentepercentage geldt pas als de inleg meer dan vijf gulden is. Het geld wordt belegd in
Nederlandse Fondsen, bij voorkeur schuldbekentenissen van een in de bronnen niet nader
omschreven Syndicaat.
11
Gebouw Lange Haven. Bestuurskamer, 1919. Foto: Alexander Guise.