salarisbedrag toch verhoogd tot 12,5 cent.
Heel anders ging het toe met de Binnenvader van het Gasthuis. De binnenvader had een soort
directeursfunctie in het gasthuis dat als bejaarden- en ziekenhuis fungeerde. Maar het echte
beheer oefende het door het stadsbestuur benoemde college van regenten uit. De voorzitter
van de spaarbank stelde aan het eind van het eerste jaar voor om de binnenvader voor zijn
bewezen diensten een gratificatie toe te kennen. Merkwaardig is dat het St.-Jacobsgasthuis
zelf, waarvan men de consistoriekamer gebruikt voor de wekelijkse zittingen, niet wordt ge
noemd. Men dacht aan een bedrag van 29 gulden maar daarvan moest dan wel Hfl. 10,40
worden uitgekeerd 'deurbewaarder'. De binnenvader vond dat veel teveel: hij was bij
eene zo hoge beloning voor naijver bij zijn onderhorigen bevreesd, niet alleen dat hij zeer
wel vertrouwde, de deurbewaarder zelve met de helft en dus f. 5,2 zeer wel zoude te vree zijn,
gelijk hij voor zich zelf met f. 13 rijkelijk voldaan achtte.". Eind 1824 kreeg de deurbewaar
der Hfl. 7,80 en in 1857 werd dat tien gulden, maar de gratificatie voor de binnenvader bleef
gelijk: dertien gulden.
In oktober 1828 besloten de bestuurders dat ook de secretaris een jaarlijks honorarium moest
krijgen van 52 gulden. Voor zijn inzet in de voorgaande jaren kreeg hij een fraai bewerkte
tabaksdoos met het devies "Hulde aan Werkzaamheid".
De werkzaamheden namen in omvang toe en in 1872 steeg het aantal commissarissen van
acht naar twaalf. In dat jaar kwam er ook een zittingsdag bij: vrijdagavond.
De salarissen worden hoger en er komen ook meer bezoldigde krachten. Als in 1867 deur-
16
Het spaarbankpersoneel bestond in 1919 uit vijf personen. De namen, aanstellingsdata en functies
zijn bekend. G. van der Zee, 1882, boekhouder. C. van Zon, 1902, adjunct boekhouder. G. Fort-
gens,1906, secretaris. Verder Mej. M. Bontenbal, 1906, klerk. C. in 't Hol, 1914, bode. Wie wie is op
deze foto is niet bekend, Mej. M. Bontenbal uitgezonderd