Nederland na de oorlog, eventueel met een inmiddels in Duistland gehuwde partner. Ze ver wachtten dat alles gewoon door zou gaan zoals voor de oorlog. Een bewijs te meer dat die heel kleine radertjes in grote machinerieën door blijven draaien, zonder stil te staan bij het eindproduct van die machinerie. De vraag is zeer, of die mensen - want daarover hebben we het immers - dat voordien wel deden. De vraag is zeer, of er voor hen wel iets veranderd was. Vrede of oorlog, bezetting of bevrijding. Met nieuwe machthebbers en nieuwe overheden zijn immers - tot op de dag van vandaag - nieuwe radertjes nodig. Brief van 12 december 1942 "We kwamen op het perron aan en daar stonden twee mensen die ons vertelden dat we in een Lager moesten wezen. Dus u begrijpt hoe de stemming was. We wilden eerst er niet heen. We zijn wel een uur op dat perron blijven staan. Toen zeiden ze dat ze andere maatregelen zouden moeten nemen. Dus ja, toen moesten we wel." Brief van 9 maart 1943 Geachte heren, Met dit schrijven laat ik u weten dat het mij nog goed gaat al heeft het niet veel gescheeld, of ik was niet meer in het land der levenden. U zult wel gehoord hebben dat het hier raak is geweest. Precies bij ons kwamen de bommen neer - ik kon me nog net het leven redden. Alles wat ik bezat, ben ik kwijt. Op dat wat ik aan heb, na. En dat was niet zo heel veel, want ik lag op bed toen het gebeurde. De schuilkelder bleek niet veilig. Als ik hem vijf minuten later had verlaten, was ik gestikt door de rook. Eenmaal buiten, moest ik door de vlammen heenrennen om mezelf te redden. Wat ik heb meegemaakt, is niet te beschrijven. Inmiddels heb ik van alles een nieuw stel goed teruggekregen. Dat is weliswaar niet veel, maar over drie weken heb ik een week verlof om mijn spullen verder aan te vullen in Holland. Ook mijn gasmasker is verbrand: ik moest het weggooien op mijn vlucht door de vlammen omdat de glazen kapot gingen. U hoeft dus niet te vragen, hoe ik er uitzag. Daarbij heb ik nog twee vrouwen geholpen. Die kon ik toch niet laten liggen? De hele nacht heb ik lopen dwalen, 's Morgens op het werk moest ik helpen de boel opruimen, want alles daar was ook kapot. Ik hoop dat geen van de jongens die in Duitsland werken, zoiets meemaken. Ik zal u over drie weken wat meer vertellen als ik terug ben in Holland. Als er tenminste niet meer zoiets ge beurt, want dan geloof ik niet er zo goed af te komen. Nu, tot kijk, tot over drie weken." Brief van 25 april 1943 Het eten is hier heel goed maar het is ontzettend duur. In Holland heeft u gezegd dat voor eten slapen en drinken gezorgd zou worden maar dat is niet waar. Wij slapen bovendien met 36 man in een grote zaal van een café en daarvoor moesten wij de man 17 mark betalen. Met de drie mark per dag die men ons hier betaalt, kan dat toch niet? Dan mogen ze uit Holland wel tweemaal mijn weekgeld sturen per week! Ik heb hier zware arbeid. Daar ben ik bij ingedeeld met nog elf man. De rest was er onge schikt voor. Ik krijg nu weliswaar toeslagkaarten voor voedsel, maar dat kan ik hier niet al lemaal kopen. Hoewel ik het hard nodig heb, want we doen niets anders dan auto 's lossen en laden. Maar dat is voor de Duitse kameraden met wie ik werk niet anders. Ik kan goed met hen opschieten - dat gaat hier best. Volgens hen werken we veel te hard. 'Langsom, immer langsomzeggen ze dan. Nu dat doe ik dan natuurlijk." 14

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2007 | | pagina 14