EEN KLEINE SCHOOLSTRIJD ROND DE NIEUWE HBS Wim Snikkers Het was in Schiedam eigenlijk niet eens zo heel slecht gesteld met het onderwijs in de 19de eeuw. Dat gold dan vooral het simpele 'basisonderwijs'. Een graadmeter hiervoor was dat slechts een paar procent van de jongens, in 1851 ingeschreven voor militaire dienst, niet konden lezen of schrijven. Schiedam had het geluk dat er enkele uitstekende hoofdonderwijzers waren. De scholen waren opgedeeld in een aantal 'standen', gelijk de hele maatschappij van die dagen. Een wet uit 1857 maakte onderscheid tussen de verschillende scholen: er waren armenscholen (kostenloze scholen), tussenscholen (voor minvermogenden) en burgerscholen of gewoon lager onderwijs (g.l.o.). Deze drie scholen duurden zes jaar, voor kinderen van zes tot twaalf jaar. Daarnaast waren er scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs (mulo). Deze opleiding duurde negen of tien jaar - inclusief de lagere schooltijd. Op deze school werd Frans, Duits en Engels en wiskunde (voor de jongens) onderwezen. Soms was de school een voortzetting van een particuliere school waar de moderne talen werden onderricht. Dan was er natuurlijk nog de Latijnse School, die diende als toelatingsschool voor de universiteit. Lange tijd leidde deze school een kwijnend bestaan. De lagere scholen gaven vooral 'algemene ontwikkeling'. De mulo vooral ook 'talen' en was daarmee vooral toegerust voor functies in de handel. Vakonderwijs was er ook in de vorm van 'tekenscholen', die vooral waren gericht op bouwkunde om de eenvoudige reden dat er nog geen grote industrie was. Voor de ambachten was er in de bedrijfjes, zoals vroeger in het gildensysteem, een opleiding in de praktijk. Er is in Schiedam bijvoorbeeld nooit een 'brandersschool' geweest in de tijd dat er veel branderijen waren. Er had zich wel een nieuw type school ontwikkeld tussen de burgerschool en de mulo: het uitgebreid lager onderwijs, de ulo, met zes klassen waarin in de hoogste drie klassen ook Frans werd gegeven. Dit was de school voor kinderen die van aanvang af waren bestemd voor Gymnasium (Latijnse School) of de HBS. De Hogere Burgerschool (HBS) Want in 1863 kwam de wet op het middelbaar onderwijs tot stand, waaraan de naam Thorbecke is verbonden: de Hogere Burgerschool (HBS) werd ingesteld. Hoewel men in Schiedam al vóórdat de wet werd aangenomen vond dat zo'n school er moest komen werd deze pas in 1869 geopend. Er waren vier mogelijke vestingingsplaatsen. De kop van de Plantage, het weiland (toen nog) aan de Warande (Nassaulaan) en het weiland naast het Liduinagesticht aan de Nieuwe Haven. Uiteindelijk viel de keuze op de tuin naast de Burgt van Matenesse, zoals die toen nog werd genoemd (de ruïne). B&W gaven in een raadsvergadering van 4 oktober 1867 de voorkeur aan de Plantage. Hiertegen werd hevig geageerd. Er verscheen, al op 12 oktober, zelfs een boekje bij Roelants met daarin de volgende tekst: de zwakken en zieken en bedaagden In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het onderwijs in Nederland steeds meer gereguleerd. Er kwamen ook nieuwe schooltypen. Een heel belangrijke ontwikkeling was de ontwikkeling van de Hogere Burgerschool (HBS). Deze sloot min of meer aan op de bestaande gewone lagere opleidingen, zoals veel kinderen tussen zes en twaalf jaar al of niet volledig (er was nog geen leerplicht) hadden gevolgd. Over de lagere scholen en de HBS en over de emoties die dit bij sommigen opriep gaat dit artikel. 20

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2008 | | pagina 20