HET ALGEMEEN ERKEND WELDADIG KARAKTER ONZER NATIE
Wil Schackmann
De armoede in het Koninkrijk der Nederlanden is
anno 1818 intens. Enkele eeuwen eerder in de
Gouden Eeuw - waren we verreweg het rijkste
land van de hele wereld. Maar nu is het niks meer.
Naar schatting kan meer dan tien procent van de
bevolking de kost niet verdienen en moet ze leven
van de 'bedeling' door een diaconie, een parochie
of een gemeentebestuur. In sommige plaatsen is
bijna de helft van de inwoners noodlijdend. Er
moet wat gebeuren.
De Maatschappij van Weldadigheid vraagt de
burgers een stuiver per week opzij te leggen. Met
het zo gevormde kapitaal kunnen arme gezinnen
worden overgebracht naar het nog onontgonnen
Drenthe om daar te leren de eigen kost te verdienen.
De initiatiefnemers verwachten veel steun, gezien
het algemeen erkend weldadig karakter onzer
natie...".
Die inschatting van de initatiefnemers blijkt te kloppen, zo blijkt uit een citaat in De
ProefkolonieVan Rotterdamsche Courant tot Leeuwarder Courant wordt juichend melding
gemaakt van deze 'verbroedering, welker doel zoo edel en pligtmatig isvanaf kansels
worden oproepen gedaan, sympathiserende notabelen laten plakkaten verspreiden, in de
betere buurten gaat men van deur tot deur, de Maatschappij van Weldadigheid kortom, is
niet over het hoofd te zien. En het slaat geweldig aan.
Het algemeen erkend weldadige karakter van ons volk bereikt euforische hoogten, heel
Nederland wil dat dit dorp geopend wordt.".
Binen enkele maanden zijn er in Schiedam 225 mensen die elke week een stuiver bijdragen.
Daarnaast hebben de inwoners ingetekend op "...135 ellen gebleekt linnen..." dat in de op te
richten kolonie vervaardigd zal gaan worden. Eén Schiedammer schiet heel ver uit zijn slof. Hij
doet een gift die bestaat uit "...twee inscriptien op het grootboek van Rusland, a 6pCt. renten
de...", met een gezamenlijke waarde van tweeduizend roebels. De Maatschappij laat in een
krantenberichtje weten dat "...deze grootmoedigen menschen-vriend..." slechts toestemming
gegeven heeft om "...van zijne weldaad gewag in de nieuwspapieren te mogen maken, als zulks
ter aanmoediging van zijne nog vermogende medeburgers tot soortgelijke daden zoude kunnen
strekken...", maar dat vanuit edele nederigheidzijn naam niet genoemd mag worden. Hij
wordt dan ook slechts aangeduid als "...zekeren Nederlander, inwoner eener zuid-hollandsche
stad...", maar uit de correspondentie blijkt dat het gaat om J. Schregardus uit Schiedam.
Elke plaats wordt opgeroepen een 'subcommissie van weldadigheid' op te richten om de
contributies te innen en alvast armen te selecteren die naar Drenthe gestuurd kunnen worden.
Op 24 juli 1818 komt er bij de landelijke leiding bericht binnen dat de subcommissie van
weldadigheid Schiedam haar werkzaamheden is begonnen. President van de subcommissie is
het 'lid van een stedelijken raad' W.J. Heiligers, secretaris is C. van Herwerden, peningmeester
is 'predikant bij de Lutersche gemeente' J.L. Loggen en daarnaast zijn lid de zakenlieden J.T.
82
Bij het woord 'kolonie' denk je aan
een ver land aan de andere kant van
de aardbol. Maar in de eerste helft
van de negentiende eeuw trekken
ook Schiedamse 'kolonisten' naar
zuidwest-Drenthe.
Met financiële steun van de
beter gesitueerde Schiedammers
proberen zij daar een nieuw
bestaan op te bouwen. Er zijn
weeskinderen en gezinnen die
na verloop van tijd weer naar
Schiedam terugkeren, maar er
zijn er ook die daarginds blijven
en sporen achterlaten.