terde baksteen dat de indruk moet wekken van natuursteen). De gevel heeft vermoedelijk
rond 1900 zijn huidige uiterlijk gekregen. Hierbij zal de huidige cementlaag in een latere
periode zijn aangebracht, want op een foto uit het midden van de 20ste eeuw lijkt de gevel wit
gepleisterd te zijn.
De eerder genoemde uitbreiding van het woongedeelte aan de bedrijfszijde heeft aan het eind
van de 19de eeuw plaats gevonden. Het grote venster in de westgevel wijst op deze periode,
de stijlen en dorpels van het kozijn zijn met toognagels verbonden en het venster bestaat uit
schuiframen voorzien van glas-in-lood. Circa een meter links van het grote venster bevindt
zich een voordeur van één van de voormalige woningen. Op de foto uit het midden van de
20ste eeuw is op deze plaats ook al een deur aanwezig, maar niet in de vorm van een voordeur.
Vermoedelijk is de deur pas als voordeur gaan functioneren toen het woongedeelte in twee
woningen is opgedeeld. Het zich uitbreidende woongedeelte is met name in deze gevel goed
af te lezen. Hierbij vonden de eerste uitbreidingen aan het einde van de 19de eeuw plaats en
de laatste uitbreidingen in de tweede helft van de 20ste eeuw. Het raam ter linker zijde van de
voordeur verwijst naar deze laatst genoemde periode.
Het bedrijfsgedeelte van de zuidgevel kenmerkte zich voorheen door vijf grote betonnen
zesruits stalvensters daterend uit de tweede helft van de 20s,e eeuw en een groot gat waar
achter een schuifdeur geplaatst was. De dakopbouw met hooiluik, veel toegepast in de 19de
12
De oostgevel van de boerderij is aan de weg gelegen. De cementafwerkingslaag is vermoedelijk in de
tweede helft van de 20s" eeuw aangebracht. Hiervoor was de gevel voorzien van een witte pleister
laag. Opvallend is dat de imitatievoegen naar buiten steken in plaats van naar binnen. De voordeur
is nog aanwezig in de gevel, maar deze is niet meer in gebruik. De keldervensters zijn zowel aan de
binnen- als aan de buitenzijde voorzien van een luik. (Foto: Vera van der Vlerk, november 2006)
Scyedam jrg. 35 no. 1