eeuw, is op de luchtfoto uit het midden van
de twintigste eeuw al aanwezig. Met de her
bestemming naar wonen heeft met name
in dit stalgedeelte een aantal bouwkundige
aanpassingen plaatsgevonden om zo meer
licht in de woonruimte te krijgen.
De westgevel is nog vrij authentiek. Een
foto van een overstroming van de polder aan
het begin van de 20ste eeuw laat de westge
vel van de boerderij zien en heeft dezelfde
indeling. Door een aantal herstelwerkzaam
heden aan de gevel en nog aanwezige ge
pleisterde delen is het wel moeilijk een goed
beeld te vormen wat nog het oorspronkelijke
metselwerk is van deze gevel. Zie hiervoor
de afbeeldingen op pagina 15.
Het metselwerk van de kopgevel van de kei- i[et hooiluik op het dak van de schuur dat vermoe
der en de opkamer van het voorhuis aan de delijk in de 19d' eeuw is aangebracht.
noordzijde geeft een goede indicatie voor (Foto: Vera van der Vlerk, november 2006)
de datering van deze gevel. De muur is in
kruisverband gemetseld en laat in de koppenlaag een drieklezoor zien. Een steenformaat dat
men toepaste vanaf het einde van de 18de eeuw tot aan het begin van de 19de eeuw, hetgeen
overeenkomt met de datering van het uitbouwen van de kelder naar de noordzijde te weten
het einde van de 18de eeuw. Aan de noordkant bevinden zich het boenhok en het kamhok.
Een aantal gevels van deze uitbouwen zijn vermoedelijk ook achttiende-eeuws, waaronder de
noordgevel van het boenhok. Andere gevels zijn in een latere periode opnieuw opgetrokken,
De plint van dit deel van de noordelijke gevel van het voorhuis is evenals de oostgevel voorzien van
een cementlaag. Vermoedelijk is aan het eind van de 18d' eeuw de kelder verlengd en werd deze gevel
opgemetseld. (Foto: Restauro, december 2006)
14
Scyedam jrg. 35 no. 1