vinden in dienst van de stad, van godshuizen of van particulieren. Een uitzondering wordt
gemaakt voor de schafttijd, maar dan mag roken alleen op een zodanige plaats waar dit geen
gevaar oplevert.
De mensen die aangesloten zijn bij een 'arbeidersgilde' zoals zakkendragers, koren- en kool
meters mogen niet roken zolang zij aan het werk zijn op 's Heeren straten, pakhuizen
of schuyten". Er werd dus onderscheid gemaakt tussen de gilden die iets maakten en zij
die alleen maar een dienst verleenden. De slepers en lichter- en karrenlieden en vletschip-
pers worden apart genoemd. Dat ook de branders-, moutmakers- en brouwersknechts worden
genoemd zal geen verbazing wekken, evenals de molenaarsknechts. Onder beurstijd mag
op de beurs niet worden gerookt en ook niet op de waag, in de vleeshal of als de vis wordt
afgeslagen in de vishal.
Wat als men dan toch op roken werd betrapt? Dan kreeg men een enorme boete! Bij de
eerste overtreding zes gulden, bij de tweede twaalf gulden. Bij de derde werd men veertien
dagen op water en brood
f 1 k
de eerstgenoemde groe
pen zal nooit worden Uitsnede van een gravure naar D. Teniers.
getwijfeld. Dat kan zeer "Rokers in een zeventiende-eeuwse tabagie".
63
Scyedam jrg. 35 no. 2