DRANKBESTRIJDING IN SCHIEDAM 1850-1920 Monique den Ouden In de tweede helft van de negentiende eeuw was overmatig alcoholgebruik een groot probleem. Door de opkomst van zware industrie en de groei van de steden waren de omstandigheden van veel arbeiders heel slecht geworden. Mensen woonden in slecht onderhouden buurten en waren sterk afhankelijk van de grillen van hun werkgever: wie niet presteerde, lag eruit. Zonder kans op een uitkering overigens, want die bestonden nog niet. In die situatie grepen veel mensen, vooral mannen, naar de fles. Wie kent niet het beeld van de vader die zijn loon in de kroeg kreeg uitbetaald maar het er ook meteen weer verzoop? Zijn vrouw en kinderen moesten ondertussen maar zien hoe ze te eten kregen. Het alcoholmisbruik werd gezien als onderdeel van de Sociale Kwestie, zoals het complex aan maatschappelijke problemen werd genoemd. Alcoholismebestrijding werd een belangrijk politiek punt. In 1842 werd daarom de Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van het Gebruik van Sterken Drankopgericht. Hun slogan was: 'Ach vader! Niet meer,' hun merkteken was een blauwe knoop op de jas. Sinds 1897 pleitte de Algemeene Nederlandsche Geheelonthouders Bond voor alcoholvrije cafés en koffiehuizen en werden steeds meer mensen 'van de blauwe knoop'. "Hij is van de Blauwe Knoop." was lang een uitdrukking voor iemand die bewust niet dronk. De beweging was van grote invloed op het drankgebruik in Nederland. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd overmatig alcoholgebruik als een groot probleem gezien. Niet door de staat, want de opbrengsten uit de accijnsheffing op drank vormde voor de overheid een belangrijke bron van inkomsten. De strijd tegen alcohol werd gevoerd door burgers die vonden dat het zo niet langer kon. De strijd tegen alcoholmisbruik was onderdeel van de Sociale Kwestie, zoals dat toen heette; de strijd tegen slechte huisvesting en armoede. Want de drinkebroers joegen er in korte tijd het toch al schamele inkomen doorheen. Zelfs een paar borreltjes op zaterdagmiddag was al dramatisch voor de huishoudpot.1' Bestaat er een verband tussen de productie van jenever en een overmatige consumptie ervan? Zouden er in Schiedam meer alcoholisten zijn geweest dan in steden waar zich geen drankindustrie bevond? Werd er tegen drankmisbruik opgetreden? Waren er 'klinieken'? Hoe was de opvang geregeld van de gezinsleden van een alcoholist? Waren er drankwetten? Hoe keken distillateurs tegen het probleem aan? En tot slot: kunnen we eigenlijk wel spreken van een probleem? Als eerste wordt hierna een indruk gegeven van Schiedam als Brandersstad in de periode 1850- 1900; daarna wordt aandacht besteed aan de rol van de gemeente en het drankmisbruik. En als laatste zijn de drankbestrijdingsorganisaties uit Schiedam aan de beurt. Schiedam: Brandersstad Tussen 1850 en 1900 werd het economisch leven in Schiedam beheerst door de branderijen. Het toppunt werd bereikt in 1881toen er zich 392 branderijen in Schiedam bevonden.2' De branderij was een klein bedrijf. Het gewone type van de Schiedamse branderij was een zogenaamde 'vierbaksbranderij'. Dat wil zeggen dat er per etmaal vier bakken werden beslagen, vier in gisting waren, terwijl vier anderen werden afgestookt. Als regel vonden er drie of vier arbeiders werk. Wanneer we dus kijken naar het aantal branderijen en het aantal werknemers die er nodig waren, dan komen we tot de conclusie dat heel wat Schiedammers hun brood verdienden aan de drankindustrie. Veel gezinnen konden er redelijk van leven. 40 Scyedam jrg. 35 no. 2

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2009 | | pagina 4