(zo heette dat toen) werden met de hand gemaakt, dat heeft veel tijd en tranen gekost.
Mijn opa overleed toen ik in de tweede klas zat. In mijn herinnering heb ik daar niet veel
verdriet van gehad. Opa was een mopperpot dus miste ik hem niet zo. Uit Curasao kwam er
geregeld post, en ook wel dikwijls pakjes; dan kregen we een mooi tasje, een zijden pyjama
of iets anders en altijd was er wel een brief. Ik was tien toen mijn vader weer voor verlof
overkwam, de weken vlogen voorbij, er kwam altijd veel visite. Dat is in mei of juni 1934
geweest. Vol verwachting waren wij thuis. Opoe was bij ons dus er kon niets mis gaan. Het
was een groot feest, en dit keèr wist ik wat het betekende een vader te hebben. In mijn herin
nering werden we heel veel geknuffeld, en kregen weer mooie cadeautjes. Een mooi zwart
lak kistje met drie laatjes en deurtjes heb ik heel lang bewaard. Ook kregen we alle drie een
mooie porseleinen pop met gewrichtjes aan handen en beentjes (helaas in de oorlog geruild
voor eten). Na zes weken moest hij weer weg. Wij hadden nog als afscheid een prachtig hor
loge gekregen, waar we heel zuinig en trots op waren.
Het was even wennen zonder vader in huis, maar als kind was je weer gauw aan het spelen.
De tijd ging door en Opoe werd ziek. Ik zie het nog voor me, in bed liggen ging niet meer. Ze
zat aan tafel voorover gebogen, ze had veel pijn en een heel dikke buik. De dokter kwam om
de andere dag water aftappen. Hoe dat ging weet ik niet, want wij werden meegenomen door
tante Leentje. Een lieve vrolijke luchthart en treurniet. Toen ik tien jaar was is Opoe in okto
ber 1934 overleden. De lakens gingen voor de ramen, ten teken dat er een dode in huis was.
Als er bezoek kwam werd die naar de kist gebracht om afscheid te nemen. Iedere keer ging
ik daar mee naar toe. Ze lag net of ze sliep. Langs de rand van de kist was een wit papieren
kastrand geplakt, heel anders dan nu. De dag van de begrafenis mochten wij thuis blijven van
school. Ze werd met twee paarden voor de rouwkoets weggebracht en de hele familie lopend
er achter. Er was veel verdriet.
Maar toch ging het leven gauw weer door. Mijn moeder moest nu alleen voor ons zorgen.
Tante Leentje was dikwijls bij ons. Moeder had een zeer been en moest veel rusten. Wij
hielpen zoveel we konden, afwassen en de grond vegen. We hadden zeil en daarop een kleed,
een stofzuiger was er toen nog niet.
Op de trap lag een loper met daar
op een katoenen overloper, die om
de zoveel tijd gewassen werd. Dat
wassen was tot ver na de oorlog
nog puur handwerk.
De winter ging voorbij. De win
ters waren anders dan nu. Het le
ven ging voor ons als kind rustig
voorbij. Het was op woensdag
middag 20 februari 1935 - ik was
1922.
Hiernaast: kaartje waarop de onder
trouw van de ouders van H. W. Win
terswijk-Liefhebber op 9 november
1922 wordt vermeld. Ze zouden in
het huwelijk treden op 23 november
Roonschestraat 7
Broersveld 35 f3
Huwelijksvoltrekking 23 November d.a.v.
Scyedam jrg. 35 no. 4