Er was echt geen kruimel meer in huis, maar kort voor zes uur, spertijd, werd er gebeld. Gauw
opendoen. Er werd een zakje in de gang gegooid. Daar bleek voor iedereen een plak suiker
biet in te zitten. Wat waren we blij. Wie de goede gever is geweest hebben we nooit geweten
maar voor ons was dat het mooiste cadeau dat we kregen.
Hongerwinter
Van kennissen hoorden we dat er hongertochten werden gelopen. Dat was niet in de omge
ving. Met nog iemand die ik kende, gingen we op pad. We hadden een handwagen gehuurd
van Spits, een waterstoker uit de Middelharnissestraat. Ineke, mijn zusje, ging ook mee. Van
een oude wollen deken had ik een broek en een jasje genaaid, want dat het koud zou worden,
dat wisten we. Een paar tassen en juten zakken was onze hele bagage. We liepen met zijn
negenen. Het vroor hevig en we zakten tot de enkels in de sneeuw. Al gauw lagen er enkele
kinderen op de wagen, onder de juten zakken lagen ze toch een beetje beschermd. Na uren
gelopen te hebben kwamen we in Gouda. Nu was het zaak om onderdak te zoeken. Na veel
vragen kwamen we terecht in een zaaltje van het Leger des Heils, waar we op goed gevulde
strozakken de nacht konden doorbrengen. We kregen zelfs nog een beker warme surrogaat
thee met iets wat niet lekker was, maar wel de ergste honger stilde.
De andere ochtend waren we vroeg weer op pad en we liepen niet alleen, het was een optocht
van handkarren, oude kinderwagens, fietsen, sleetjes en alles was maar rijden kon en waar
wat op vervoerd kon worden. Er werd niet veel gepraat, iedereen dacht aan de thuisblijvers.
Zo af en toe vroegen we bij huizen en boerderijen of er wat te eten of te drinken was. Maar zo
dichtbij Rotterdam was er niet veel meer. Als er geplast of gedrukt moest worden, hurkten we
gewoon langs de kant van de weg, de schaamte waren we voorbij. Soms stonden er mensen
te huilen bij een kapotte kinderwagen of ander voertuig. Dan konden ze hun schamele bagage
wel op de handwagen leggen en meelopen, maar veelal konden ze de moed niet opbrengen
om door te gaan.
We liepen automatisch door met maar één gedachte: eten! Zo af en toe kwamen er auto's
van de weermacht voorbij. Dan moest je aan de kant van de weg gaan staan. Er waren toen
nog geen grote snelwegen. Binnensmonds werd er dan wat afgescholden. Daarna maar weer
verder, tot het tijd werd om onderdak te zoeken; we waren in de buurt van Montfoort. In een
kerkzaaltje mochten we overnachten en er was wat warme surrogaatsoep, een kerkkoortje
zong psalmen. Van vermoeidheid viel iedereen in slaap.
De volgende ochtend kregen we nog een kopje watersoep, smaak zat er niet aan, maar het
was warm. Met de vingers werd het haar een beetje gekamd, dan ging de muts'weer op (en
bleven de luizen warm, want iedereen had ze). Onszelf wassen konden we niet, want de aan-
en afvoer was overal bevroren. Dus buiten nam iedereen een handvol sneeuw, dan waren we
toch opgefrist. En dan maar weer lopen. Hoe we het volhielden weet ik niet. Onderweg zagen
we mensen in een veld die soms wat in hun mond staken. Wij gingen kijken en vonden een
paar bevroren spruiten, die soms toch wel smaakten. En weer verder, af en toe even rusten en
de kinderen van de wagen halen om ze te laten bewegen, zo kon het bloed weer een beetje
stromen. De schoenen aan onze voeten gingen kapot, die waren gemaakt van een soort pa-
piertouw en door al de sneeuw en het ijs waren ze doorweekt.
We liepen maar door, soms was iemand zo moe dat hij niet verder kon. We ruimden dan een
plekje in op de handwagen totdat de volgende moe was en kon uitrusten. Het was heel ge
vaarlijk, want er waren al mensen doodgevroren en die lagen langs de kant van de weg. Wij
liepen door tot we weer op zoek moesten naar een plek waar we konden slapen. Onderweg
hoorden we dat het Catharijne-ziekenhuis in Utrecht wel onderdak aan mensen gaf. Daar zijn
126
Scyedam jrg. 35 no. 4