DE SCHIEDAMSE KOLONIST PENNING EN KOLONISTENDAG
Wil Schackmann
Van de tientallen Schiedammers die vanaf 1820 een nieuw bestaan zoeken in de Drentse
armenkoloniën, heeft het gezin van Hendrik Penning de meeste moeite met de koloniale
discipline. Hij is geboren in het Duitse Winterberg, maar in 1815 te Schiedam getrouwd met
de geboren en getogen Schiedamse Catharina Maria van der Hoek. Al kort na zijn aankomst
heeft hij het aan de stok met een wijkmeester, hij klaagt over "...de harde behandeling of
liever mishandeling...", hij zou 'harde bejegeningen' te verduren krijgen. Maar volgens de
kolonie-directie dient "...tot informatie dat Pennings is lui, dat hij zich op allerhande wijze
van den arbeid zoekt te onttrekken, en zelfs is bevonden op weg om koloniale goederen te
verkopen of verpanden."Tegen zulke dingen hoort een wijkmeester op te treden en dan is het
logisch dat hij "...dus bij den kolonist zoo als men het noemt, de kwade man wordt.".
Dochter Catharina Penning krijgt verkering met een kolonistenzoon uit Amsterdam. Dat mag.
En ze wordt zwanger. Dat mag niet. Daar wordt op de kolonie streng tegen opgetreden. Het
kost zowel haar als die kolonistenzoon een opsluiting in de strafkolonie bij de Ommerschans
van twee jaar. Die gestrengheid weerhoudt haar jongere zussen Cornelia en Elisabeth er niet
van om in latere jaren exact hetzelfde traject te volgen.
Als vader Hendrik na zestien jaar kolonie is overleden, hertrouwt zijn 51-jarige weduwe met
een 38-jarige bestedeling uit Hoom en daarna is er om de haverklap iets aan de hand met de
132
Willemsoord, kolonie III, circa 1825/1826. Uit de collectie van de Maatschappij van Weldadigheid,
Frederiksoord. Centraal begrip in de koloniën was 'maakbaarheid'je kon mensen beter maken en de
wereld nieuw maken. Als je dat laatste deed, dan bij voorkeur - zoals de illustratie toont - kaarsrecht!
Scyedam jrg. 35 no. 4