scheurden we op het goede formaat en dan regen we ze met een draadje aan elkaar, zodat we
ze op konden hangen. Een douche was er niet in huis. In 1956 had ik voor het eerst een dou
che in huis - daarvoor ging je gewoon in de teil. Dat kunnen kinderen van nu zich helemaal
niet meer voorstellen.".
Is dat een reden geweest om het boekje te schrijven? "Dit speelde al een lange tijd door mijn
hoofd. Kinderen en kleinkinderen moest dit verhaal een keer horen. Ze mogen best eens weten
dat het niet gemakkelijk gegaan is. Iedere ouder gunt zijn kind het beste. Iedereen gunt zijn
kind een betere jeugd dan je als ouder zelf hebt gehad. Maar het slaat door op het ogenblik.
Kinderen hebben al met zes jaar een mobiele telefoon. Wij gingen vroeger naar een winkel
om te bellen, want thuis was geen telefoon - laat staan in je broekzak! Kinderen moeten leren
dat niet alles zo makkelijk kan als het lijkt". Zo heeft het verleden - haar jeugd en te vroeg
gekomen volwassenheid als gevolg van de oorlog - haar gevormd. "Ik bewaar alles. En ik
zorg dat ik altijd zaken in huis heb: koffie, kaarsen, zout, zeep. En altijd voldoende eetbaars.
Ik denk dat ik het laatste blikje Engelse noodrantsoen een paar jaar geleden heb weggegooid.
Daar zat van alles bij.".
Op vakantie ging de familie niet. Je nam broodjes mee naar de zandvlakte aan de Nieuwe
Waterweg. "Dan had je daar een vakantiedag."Een keertje Hoek van Holland was een uitje.
We namen de boot. Ook daar gingen broodjes mee naartoe. Vooral met zoetigheid, kan ik me
herinneren. Zoetigheid met zand."Ze verhaalt van de gezelligheid vroeger: Vroeger was het
gewóón gezellig. Mensen pakten een stoeltje en gingen buiten bij elkaar zitten. Gewoon om
met elkaar te praten. Mensen kenden elkaar toen nog. Vroeger zei je ook als kind tegen ieder
een 'ome 'of 'tanteIk heb vooral een warme jeugd gehad.", zegt ze daarover zelf, "Een fijne
jeugd. Eigenlijk was ik kind tot mijn zestiende.". Niet verwonderlijk: toen begon de Tweede
Wereldoorlog, waarover het grootste deel van het boekje handelt.
Oorlogsjaren en Hongerwinter
Tijdens de oorlog werkte ze onder andere in de wasserijen 'De Pauw' en 'Edelweiss'. Na
tuurlijk werkten die ook voor de Duitsers, die er bijvoorbeeld uniformen brachten. En bed
dengoed. Daar draaiden wij dan knopen vanaf. Klein verzet. Hetzelfde herinnert ze zich van
de kleine koperen snuisterijen die voor de sier in huis stonden. Die werden bij opoe boven de
schuifdeuren verstopt, met de radio. Er waren toch nog wel kleine dingen waarom we konden
lachen.". De Hongerwinter neemt een apart deel in het boekje in. "Op die hongertocht waren
we al buiten Rotterdam met negen man. We trokken naar Zwolle. Ik zie nog zoveel dingen
voor me die er op die verschrikkelijke tocht gebeurd zijn. Vreselijke dingen, maar ook mooie
dingen. Ik heb nog vriendschappen opgebouwd met mensen uit die tijd van de hongertochten.
Veel zijn er al overleden. Het is zo jammer dat ik sommige dingen niet meer kan vragen aan
mensen.".
Al vertellende wordt ze er opnieuw emotioneel van. "Er was een jongendie dacht dat 'ie het
wel kon maken. Hij ging na spertijd de straat op en is meegenomen. Ik heb verschrikkelijke
dingen gezien. Het ergste is dat je niets hebt om te troosten moeders kunnen hun eigen
kinderen niet troosten, want ze hebben niks, he-le-maal niks. Je ziet mensen doodgaan van de
honger. Dat gaat nooit meerweg". Is het toeval dat juist op pagina 45 het deel over de bevrij
ding begint? Hoe het ook zij: vanaf dat moment houden de herinneringen snel op. In enkele
alinea's wordt teruggeblikt op de bevrijding en de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog.
114
Scyedam jrg. 35 no. 4