HERINNERING - DEEL 1
mevr. H.W. Winterswijk-Liefhebber
Op 18 mei 1924 ben ik geboren
en nu we in 2009 zijn beland wil
ik vertellen hoe mijn leven is ver
lopen. Uit mijn kindertijd weet ik
niet alles meer te herinneren, maar
er zijn momenten die me helder
voor de geest staan. Ik zal zo onge
veer twee of driejaar geweest zijn,
dat ik met mijn moeder op tafel
zat omdat er een dolle hond door
de kamer heen liep (hondsdolheid
kwam toen nog veel voor). Ik zag
een agent en ik hoorde een harde
knal, toen ben ik meegenomen
door Tante Leentje en weet ik dat
ik later thuis ben gebracht.
Toen kwam de verhuizing. We
woonden in een steeg in de Ber-
nissestraat, maar gingen wonen
in de Groenelaan hoek Maas
straat. Tante Leentje werd onze
nieuwe buurvrouw, een lief oud
vrouwtje. Toen we er woonden
was ik ruim drie jaar.
Op een dag werd mijn oudere
zusje Geertje heel erg ziek. Ze
had roodvonk. In die tijd een
heel ernstige ziekte. Ze moest
naar het ziekenhuis. Er was toen
nog geen ambulance. Er kwam
een draagbaar op twee hoge
wielen. Daarover was met bo
gen een zeil gespannen, met aan
het hoofdeind een vierkant deel
met een mica raam. Als je erin
lag kon je toch wat van de om
geving zien. Mijn zusje wilde
er niet in. Als de mannen aan
de ene kant de riempjes hadden
vastgemaakt sprong ze er aan de andere kant weer uit. Uiteindelijk is ze toch in de roodvonk
barakken terechtgekomen en is ze daar zes weken in quarantaine geweest. We mochten niet
op bezoek. We konden haar wel zien liggen door uitsparingen in de hoge heg. Mijn moeder,
met wie ik toen alleen was, ging dagelijks langs om te zwaaien.
116
Deze foto is rond 1922 genomen. Hierop staan de moeder van
H. W. Winterswijk, haar 2 stiefzussen en het zittende meisje is
een nichtje, Nellie Grims.
Scyedam jrg. 35 no. 4