Na een paar weken ben ik ook ziek gewor
den. Roodvonk was heel besmettelijk. Ik
mocht thuisblijven van mijn moeder. Er kwam
een groot plakkaat op de deur, daar stond op:
Roodvonkeen besmettelijke ziekteIeder
een wist dus datje daar niet naar binnen moest
gaan.
Als er iemand aan de deur was moest mijn
moeder een groot schort over haar kleren doen.
Ik lag in mijn bedje voor het raam en iedereen
zwaaide als ze langs liepen. Er is zelfs nog een
foto van me gemaakt door een straatfotograaf.
Na verloop van tijd was al die narigheid achter
de rug en ging het gewone leven weer door.
Intussen was ik vier jaar geworden en mocht
ik naar de kleuterschool in de Leliestraat. Met
het hele klasje lekker spelen in de zandbak,
matjes vlechten, plakken, vouwen en figuur
tjes knippen. Daar heb ik handarbeid geleerd.
Ik herinner mij juffrouw Koudijs als hoofd,
en juffrouw Sey in de klas. We maakten best
mooie dingen. Op een dag vertelde mijn moe
der dat er een man bij ons thuis zou komen,
mijn vader. Voordat ik geboren werd, is hij
naar Curasao gegaan omdat er hier geen werk
was. Wij, mijn zusje en ik, mochten mee in
een taxi naar Amsterdam.
Daar kwam hij aan met een hele grote boot.
Het was wel vreemd, want wij hadden ineens
zomaar een vader.
Volgens het verhaal dat mijn moeder later vertelde was ik er niet zo blij mee. Ik vroeg mijn moe
der om een bijl, want er lag een vreemde man in bed. Het zal wel een opluchting geweest zijn toen
hij na vier weken weer vertrok.
Wel was er na die tijd veel vreemds aan de hand. Moeder was niet ziek maar toch moest ze af en
toe in bed blijven.
Dan kwam Opoe voor ons zorgen, een heel lief klein oud vrouwtje waar ik veel van hield en ook
nog in mijn herinnering veel liefs van in gedachten heb.
In juli 1929 was er een grote verrassing. Er werd een lief klein baby'tje geboren. Mijn moeder lag
in bed, want de ooievaar had haar in de benen gepikt. Opoe zorgde dat de boel op orde bleef. We
kregen beschuit met muisjes, dat was een heel feest.
Toen moeder beter was ging alles weer als vanouds. Het huisje werd een beetje te klein, dus op
een dag gingen we verhuizen naar de overkant. Op nummer 97 stond een huis leeg. Daar gingen
we wonen boven een winkel. Er waren twee grote kamers, een zijkamer, een grote keuken, balkon
en wc. De tweede verdieping telde twee kamers en een grote zolder. Opoe en Opa kwamen bij
ons inwonen.
Intussen was ik al zes jaar geworden en mocht ik in september naar de grote school. Dat was wen-
Mw. Winterswijk: "Dat ben ik. De foto is om
streeks 1928 genomen. Ik had toen roodvonk, een
heel besmettelijke ziekte die wel een paar weken
duurde. Je ging ook heel erg vervellen over je hele
lijf. Er kwam een groot papier op de deur met de
tekst 'Roodvonk - besmettelijk'. Als er iemand aan
de deur kwam moest mijn moeder een groot schort
over haar kleren doen.
117
Scyedam jrg. 35 no. 4