Die nacht geslapen in de schuur van de boerderij, waar de spullen van de vorige keer op ons lagen te wachten. Nadat alles opgeladen was gingen we de volgende morgen op pad. Een lange koude reis naar huis. We sliepen in de ons bekende lokalen. We hadden nu meestal zorg om de handwagen met eten goed weg te zetten, want er werd veel gestolen. Wel begrijpelijk, maar niet leuk. Gelukkig is dat bij ons niet gebeurd. Na een paar dagen waren we weer thuis waar we met grote blijdschap werden ontvangen. Dat zal zo ongeveer 10 februari geweest zijn. Nog steeds was het heel koud, maar gelukkig al vroeger licht en later donker. De sfeer werd steeds grimmiger. We waren heel zuinig met het meegebrachte eten en toch was het veel te snel op. In de winkels was er niets meer te koop. En ook al had je iets te ruilen, trouwringen of andere sieraden, er was niets meer. De kleding werd eindeloos versteld en gestopt, zodat het zolang mogelijk te dragen was. Soms stonden de kleren stijf van het vuil; er was al zolang geen zeep meer voor de was. Ook water was soms door de strenge winter niet te tappen. Maar we hielden de moed erin. Het was duidelijk dat de oorlog op zijn laatste benen liep. De oorlog gingen ze verliezen, dat was duidelijk. Maar daardoor werden de ver- en geboden nog veel strenger. Dagelijks waren er razzia's en werden de mensen zonder vorm van proces neergeschoten. Inmiddels was het eind februari geworden en de meegebrachte etenswaren verminderden, waardoor de bodems van de trommels verschenen. De winter was nog steeds streng en koud. Uit angst de oorlog te verliezen, een oorlog die niet meer te winnen was, deden de bezetters vreselijke dingen. Geen mens was meer veilig en alles wat er nog was, werd weggeroofd. Toen er bij ons ook niets meer in de trommels was, ging ik weer denken aan de volgende hongertocht. Met een oudere buur vrouw sprak ik af om samen deze keer op de fiets naar de Achterhoek te gaan. Er lag nog steeds sneeuw, maar als er niet meer te fietsen viel, dan konden we ernaast gaan lopen. We gingen op pad. Normale banden had den we allang niet meer. We hadden banden van hout of tuinslangen. Afwisselend fietsten of liepen we. Toch ging dat vlugger dan met de handwagen. Met een paar dagen waren we ergens bij de IJssel en konden we van uit Arnhem overvaren. Er was veel controle. Eenmaal aan de overkant gingen we verder op de fiets. Ook hier was gelegenheid om te overnachten en moesten we veel vertellen over hoe het in Holland was. We kregen hier redelijk te eten en konden overal wel wat kopen voor thuis. Er was veel oorlogsbeweging, we moesten dikwijls van de weg in de greppels springen vanwege de be schietingen. We hoorden ook dat de IJssel in maart niet meer open zou zijn voor de overtocht. Intussen waren we in Aalten beland, dat was om half twee, en om half vijf brak daar het front los. De ko gels vlogen ons om de oren. We zochten snel onderdak. Dat kregen we bij mensen die aan de overkant van de begraafplaats woonden, de familie Fukkink, Patrimo- Mw. H.W. Winterswijk: "Dat is op de hoek Leliestraat en Groenelaan. Op de achtergrond is de spaarbank 1820 te zien. Hier sta ik met mijn dove vrien dinnetje Miep Albers. Deze foto is zo ongeveer in 1942 gemaakt. Scyedam jrg. 35 no. 5 161

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2009 | | pagina 17