werden verspreid. Er werd eindeloos gezocht in de kasten naar lapjes rode, witte en blauwe
stof. Er was niet veel meer, maar met de bevrijding in het vooruitzicht kwam er nog weieens
iets tevoorschijn. Toch was het gevaarlijk om openlijk blij te zijn; er zijn op de laatste dagen
en zelfs op de Bevrijdingsdag nog mensen doodgeschoten. De avond van de 4e mei waren de
geruchten niet van de lucht. En eindelijk de volgende ochtend werd bevestigd dat de oorlog
gewonnen was. We waren bevrijd. We huilden van blijdschap: eindelijk vrij.
De verhalen vlogen rond: "De 'Tommieszijn al in Rotterdam en komen zo naar Schie
dam".
Iedereen die nog maar even kracht had ging naar de Rotterdamsedijk om ze op te wachten.
De verstopte vlaggen en oranje sjerpen wapperden vrolijk in de wind. We waren als één fa
milie. Groot en klein liep uit om de Tommies te verwelkomen. De mensen die fout waren in
de oorlog hielden zich verborgen of waren de laatste dagen op de vlucht geslagen. De meisjes
die zich met Duitse soldaten hadden ingelaten werden uit huis gehaald en door de jongens
van B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten) onder luid gejoel van de omstanders kaal geschoren.
Met verf werd er een hakenkruis op hun hoofd gekladderd.
Op de Rotterdamsedijk hebben we een paar dagen moeten wachten voor de Tommies in de
stad kwamen. Maar toen ze er eenmaal waren met hun jeeps en andere voertuigen, werden
ze bedolven onder de uitzinnige vreugde van de bevolking. Dagenlang hosten we zingend en
dansend door de straten. De Tommies deelden soms wat etenswaren uit. Als je geluk had en
vooraan stond, kreeg je een reep chocolade of van die lekkere kaakjes. Toch gingen er ook nu
nog mensen dood van de honger. De chaos was groot, maar van lieverlee kwam er een beetje
orde en was er weer wat op de bonnen te koop.
Nu was het wachten op de jongens en mannen die terugkwamen uit Duitsland. En weer was
het groot feest, als er iemand terugkwam. Die mensen hadden ook veel verhalen. Half augus
tus kwam mijn vriend eindelijk thuis. Wat waren we blij. Een paar dagen later kwamen zijn
twee oudere broers ook thuis. Daarna moesten we wachten op bericht van hun vader. Hij was
op zee toen de oorlog uitbrak en had de jaren daarna redelijk veilig in Amerika doorgebracht.
De moeder van mijn vriend had het niet zo makkelijk gehad, maar was blij dat man en grote
zonen de oorlog overleefd hadden en zij nu met haar man en elf kinderen ook weer een beetje
toekomst had. Langzaam maar zeker kwamen we er allemaal bovenop. Werk was er in over
vloed. De hijskranen in de haven waren als eersten aan de beurt om hersteld te worden. Die
waren allemaal vernield toen de bezetter doorkreeg dat zij de oorlog gingen verliezen.
Toen de aanvoer van alles weer op gang kwam, konden we de nodige dingen kopen. Er
werden huizen hersteld en nieuw gebouwd. AI is er tot ver na de oorlog nog woningnood
geweest. Mijn vriend ging weer werken in de scheepsbouw. Eerst bij Gusto en later bij de
Nieuwe Waterweg. Hard werken voor weinig geld voor een toekomst voor ons samen.
Dit is een herinnering aan een periode in mijn leven die ik niemand toewens. Maar
ook een levensles: hoe moeilijk de toekomst ook lijkt, je komt er altijd sterker uit. Dit
hoekje wil ik nalaten aan mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Zodat
zij weten, dat de vrijheid die zij nu hebben, door velen met hun leven is betaald.
NASCHRIFT: Hiermee eindigt het tweede en laatste dee! van de tekst van het
boekje van mw. Winterwijk-Liefltebber. Alle foto 's in dit artikel zijn in bezit van
mw. Winterswijk-Liefhebber.
163
Scyedam jrg. 35 no. 5