DE 'GEBOORTE'VAN GERRIT PLANTAADJE Ser Louis Sinds onheuglijke tijden worden baby's of heel jonge kinderen door de moeder of beide ouders te vondeling gelegd. We hoeven alleen maar naar Mozes in het biezen kistje, het bekende bijbelverhaal, te verwijzen om dat te onderschrijven. Ook in de literatuur en de mythologie is er sprake van vondelingen en enkele bekende van hen zijn koning Oidipous, Mariken van Niemeghen, Remus en Romulus. Te vondeling leggen is in de meeste landen een misdrijf en in Nederland kan men er nu vier en een halfjaar gevangenisstraf mee oplopen. Wordt een kind gevonden en beide natuurlijke ouders of de moeder zijn onbekend, dan moet er een uitgebreid proces-verbaal worden opgemaakt. Ook in Schiedam waren er moeders die hun kind afstonden door het te vondeling te leggen. Een voorbeeld daarvan is beschreven in een bijlage bij een geboorteakte uit 1834 die werd gevonden door Louis Vrijland, vrijwilliger bij het Gemeentearchief. Hij werkt al jaren, samen met de andere vrijwilligers Adri Broeren, Joop Haakman, John Roelse, Jan Mookhoek en Ser Louis, aan het invoeren van geboorte- huwelijks- en t.z.t. overlijdensgegevens (zie www. archief.schiedam.nl/schiedamgen). In de acte is sprake van moutmolen De Zuid. Deze stenen stellingmolen stond destijds aan de westzijde van de Lange Nieuwstraat, even voorbij het Blauwhuis. Hij werd gebouwd in 1717 in opdracht van een aantal branders. In 1835, dus net na de 'vondst' van Gerrit Plantaadje, werd de molen door brand verwoest en de resten werden in 1846 gesloopt. We laten de geschiedenis van Gerrit nu volgen in de schrijfstijl van die tijd. "In den Jare achttienhonderd vier en dertig, op dingsdag den twee en twintigsten Julij des namiddags ten zes ure, is aan mij Wilhelmus Johannes Heijligers, Wethouder der stad Schie dam, bij afwezen van den commissaris van policie, uitoefenende het beheer van dagelijksche policie aldaar door de agenten van policie Jan Zondag en Izaak van Spijk berigt gegeven, dat in de plantaadje dezer stad, aan de Westzijde, in eene Laan tegenover den Moutmolen de Zuid, door Johanna Plooij, weduwe van Jan Bubberman, stadsschoolmeesteresse, wonende aan de Tuinlaan bij de plantaadje voornoemd, is gevonden een kind van het mannelijk ge slacht. Vervolgens is daarop stondelijk voor ons wethouder voornoemd op het bureau van policie verschenen de voorn. Johanna Plooij, bij zich hebbende het voorschreven door haar gevonden kind, alsmede Reinier Kegel, blikslager, wonende op de Hoogstraat en Jan Lems, noodhulp-Loods, wonende aan de Hoofdstraat, beide binnen deze stad. En hebben dezelve na aan ons het voormelde kind vertoond te hebben verklaard als: Johanna Plooij, dat zij heden namiddag omstreeks half zes ure door de plantaadje komende, aldaar in hiervoren omschreven Laan vond liggend een kind en daarbij niemand zig bevin dende, was blijven staan in afwachting of zich ook iemand mogt opdoen dat als toen zijn komen aangaan de voorn. Reinier Kegel en Jan Lems, aan welke zij deze omstandigheid had medegedeeld, dat zij te zamen nog eene wijl tijds bij het kind waren gebleven en eindelijk tot het besluit gekomen waren, daar zich niemand opdeed welke betrekking op het kind had, om hetzelve op te nemen, zijnde zij toen gezamenlijk met het kind gegaan naar haare woning aan de Tuinlaan voorn. En Reinier Kegel en Jan Lems, dat het door Johanna Plooij geposeerde alzoo gebeurd en door hen tezamen behandeld is. Vervolgens overgegaand zijnde tot eene inspectie van het kind, is het bij ontkleeding gebleken, dat zich op de borst in het aanhebbende jurkje, zijnde van bruingeruit katoen, bevond, met eene speld vastgemaakt, een strookje papier, waarop 168 Scyedam jrg. 35 no. 5

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2009 | | pagina 24