bevolkte Schiedam dit logement samen met
de afgevaardigden uit de steden Gorcum en
Schoonhoven. De bekendste logementen, die
van Amsterdam en Rotterdam bestaan overi
gens nu nog steeds. Dat van Rotterdam doet
nu dienst als Ministerie van Defensie.
In de tijden dat de Staten niet bijeenkwamen
was het het College van Gecommitteerde
Raden van het Zuiderkwartier, die het dage
lijks bestuur van het gewest uitoefende. En
ook hierin was Schiedam vertegenwoordigd.
In 1656 verkeerde de stad over dit college
in een conflict met De Witt en wel over een
zaak die we nu zouden aanduiden met De
Balkenendenorm
"Is gelesen een missive van de raedpensiona-
ris in dato den 3 deser, notificerende hoe dat
de gedeputeerden vanwegen dese stad benef
fens eenige andere weynige leden noch wa
ren difficulterende geweest de versochte ver-
hoginge van de tractementen van de Raden
Provinciael van Holland ende vermits in de
aenstaende vergaderinge deselve sake weder
op het tapijt sonde werden gebracht, ver
sochte mitsdien dat de heeren gedeputeerden
mochte werden gelast in de gemelte verho-
ginge te mogen consenteren, waerop sijnde
gedelibereert is goedgevonden en verstaen
dat de gedeputeerden vanwegen dese stad in
de selve verhoginge niet sullen consenteren,
maer die ten uyterste toe excuseren en in cas
alle de verdere leden daerinne quaemen te
excuseren, sullen daervan aen dese vergade
ringe rapport doen."
De afzonderlijke Schiedamse afgevaardig
den waren niet alleen maar zuinig. Een van
hen declareerde zelfs tweemaal zijn onkos
tenvergoeding toen hij in Den Haag moest
zijn, weliswaar voor twee verschillende col
leges, te weten de Staten en de Raden, maar
in dezelfde periode. Bonnetjesaffaires, zoals
nu in Engeland, kenden ze dus toen al in
Schiedam.
Bij toerbeurt maakte Schiedam ook deel uit
van de Staten Generaal, het bestuursorgaan
van afgevaardigden van de Staten dat de
bovengemeenschappelijke belangen behar
tigde.
Ook op het gebied van marinezaken speelde
Schiedam een rol. De stad had namelijk een
permanente afgevaardigde in het College
van de Admiraliteit op de Maze, de instantie
die de zorg voor het zeewezen en de uitrus
ting van marineschepen als taak had. Hier
kregen ze te maken met die andere De Witt,
namelijk met Cornelis, die ook zitting in het
college had. Cornelis zat er namens de stad
Dordrecht. Zijn Schiedamse collega was
Willem Brasser.
Dan had Schiedam ook nog zitting in een
ander, vooral economisch belangrijk college,
namelijk het College van de Grote Visserij,
die de haringschepen met oorlogsschepen
beschermden, de haringvangst reguleerde en
die belastingen inde zoals het lastgeld, waar
mee de oorlogsschepen werden gefinancierd.
We hebben gezien hoe belangrijk de haring
vangst juist voor onze stad was. De eerder
genoemde Cornelis Kruik was overigens
penningmeester van dit college.
Zoals gezegd had Schiedam er geen spijt
van dat in 1650 door de Staten van Hol
land besloten werd geen nieuwe stadhouder
te benoemen. Het vroeg en verkreeg van de
Staten de vergunning zelf burgemeesteren,
schepenen en vroedschappen te benoemen.
De stad onderschreef de door Johan de Witt
in een geheim artikel van het Vredesverdrag
van Westminster opgenomen bepaling van
de Akte van Seclusie, waarbij de prins van
Oranje en zijn nakomelingen werden uit
gesloten van het stadhouderschap van Hol
land en van het opperbevelhebberschap van
Holland. Daarover straks meer. Ook in 1667
stond Schiedam aan de zijde van de Staats
partij dat wil zeggen aan die van Johan de
Witt. De vroedschap besloot toen diens af
gevaardigden in de Staten daerheenen sullen
150
Scyedam jrg. 35 no. 5