r-T
i~A.- iy*
CU-f if- ö-^v\
A/*
EEN BRAVE HENDRIK IN HËT WILLEMSHOFJE
Elise Oranje
Op zaterdag 8 maart 1873 koopt Willem
Wensvoort, koopman, een stuk grond in
Schiedam, grenzend aan o.a. de Baansloot
Wijk C Laan 264. Hij doet dat samen met
zijn schoonzoon de schipper Frank van der
Velden met wie hij hiervoor een maatschap
opricht: 'Maatschap Wensvoort en van der
Velden'. Er worden 21 huisjes gebouwd met
een gemiddelde grootte van 35 vierkante
ellen -een el is ongeveer 69cm- per huisje.
~Eèn huisje is groter en wórdtals winkel
aangeduid.
Op 24 oktober 1873 meldt de gemeente
architect aan de Commissie van Fabricage:
dat de laatste twee huisjes voldoende zijn
afgebouwd en dat zij betrokken kunnen
worden. Zeven maanden na aankoop van de
grond zijn alle huisjes bewoond. Officieel
heet het Laan 264, maar in de volksmond
wordt het al snel het Willemsholje genoemd,
een naam die de gemeente Schiedam na
twintig jaar op 5 december 1893 erkent en
overneemt.
Honderd jaar gezinnen huisvesten; wat voor
soort mensen zijn het, wat is hun beroep. Met
hoeveel mensen wonen ze in het huisje? Wat
gebeurt er allemaal in het hofje gedurende
die honderd jaar? Van veel gezinnen is niet
alles bekend, maar van een aantal mensen
zijn enige gegevens gevonden, zoals van:
- Frans de Bruin, een korenmeterweger en
een sociaal figuur uit de beginperiode van
het Willemsholje;
- de familie van Tol, die een 12 jarige
Tadenlichter' als zoon hebben;
- Karei den Outer die gehuwd is met Cornelia
Kerssen en met haar vijf doodgeboren
kinderen krijgt in de tien jaar die zij in het
hoije wonen;
- Adrianus Osephius, molenaar aan molen De
Vrijheid, en wiens dochter Neeltje, geboren
in het hofje, later huwt met de bekende agent
Leen Zuidgeest.
Er hebben drie agenten in het hoije gewoond:
Harm Maathuis, Hendrik De Rijk en Hendrik
Fillekes, gemeentelijke veldwachter. Zij
waren een begrip in Schiedam die tijd, zeker
bij de jeugd. Het meeste is van Hendrik
Fillekes bekend. Hij wordt geboren op 22
oktober 1847 de Kreupelstraat nummer 12,
zijn vader is Teunis Fillekes, brandersknecht,
geboren in uit Vlaardingen. Zijn moeder is
Maria Bramkamp.
Hendrik wordt per 1 oktober 1876 in
Schiedam aangesteld als agent 2e klasse,
en in 1882 gemeentelijk veldwachter. Hij
blijft veldwachter tot aan zijn pensionering
in 1914. Voor hij in Schiedam als agent
wordt aangenomen is Herman(dit moet
zijn Hendrik) werkzaam bij de politie in
Rotterdam.
Via de dag en nachtrapporten van de
politie is Hendrik aardig te volgen in zijn
loopbaan. Uit het politieregister is bekend
of hij beloond danwel gestraft wordt. Zijn
jaarwedde bedraagt zeshonderd gulden,
maar dankzij beloningen komt er regelmatig
een geldbedrag bij: voor het aanhouden
van een dief krijgt hij drie gulden, voor het
opsporen en aanhouding van een oplichter
ƒ1,50. Als hij twee personen op heterdaad
betrapt die zich schuldig maken aan diefstal:
één gulden. Maar als hij als veldwachter zich
zeer actief gedraagt bij het opsporen van de
daders van de diefstal van stamrozen uit de
tuin van de heer Nolet, krijgt hij zelfs twee
gulden!
In de tijd dat hij bij de gemeentelijke
politie werkt, wordt hij slechts twee maal
gestraft, waarvan één met een schorsing van
veertien dagen "wegens plichtsverzuim".
Deze schorsing is de uitkomst van een
vertwijfelde burgemeester (RJ.van Dijk van
Matenesse), de een commissaris van politie
(Wolffensperger) die niet weet wat hij moet
doen en de commissaris der Koningin die
zijn vingers er niet aan wil branden.
30
Scyedam jrg. 36 no. 1