SCHIEDAM TIJDENS DE NEDERLANDSE REVOLUTIE (1780-1787) Frans Meijer Schiedam ontleent zijn naam aan de Schie, waarin omstreeks 1250 een dam werd gebouwd. De nederzetting die daar ontstond, kreeg in 1275 stadsrechten van Aleida van Henegouwen, tante en regentes van Floris V, de latere graaf van Holland. Oorspronkelijk vormden handel en visserij de voornaamste bron van inkomsten. Omstreeks 1700 nam door allerlei oorzaken de betekenis van de visserij sterk af. Daarentegen wist de handel zich goed te handhaven en in de achttiende eeuw wint de handel zelfs aan betekenis. Dit hield direct verband met de opkomst van de nijverheid die de stad tot over de grenzen zo beroemd heeft gemaakt: de branderij. Ondanks het feit dat Schiedam vaak wordt aangeduid met de term 'jeneverstad' produceerden de branderijen voornamelijk mout- of korenwijn, die grotendeels bestemd was voor de export. Slechts een klein deel van de wijn werd -verwerkt tot jenever. In de eerste helft van de achttiende eeuw groeide het aantal branders tot circa 100 en telde de stad circa 150 branderijen. Reeds in 1756 noemden de burgemeesters 'de traficq van de branderijen en stookerijen de hoofdtraficq deser stad en voornaamste source van 't welsijn en bestaan van deselve'.1 Het laatste kwart van de achttiende eeuw was een tweede periode van economische groei. In 1795 was het aantal branderijen opgelopen tot 188. In 1800 telde de stad 24 molens, waarvan er maar liefst zeventien in dienst stonden van de branderijen. De welwillendheid waarmee de Schiedamse vroedschap het brandersbedrijf tegemoet kwam, vloeide voort uit het feit dat het beroep van verscheidene vroedschappen brander was. Na 1780 - in de zogenaamde patriottentijd - bestond de vroedschap voor meer dan de helft uit personen die of brander waren öf een beroep uitoefenden dat indirect te maken had met het brandersbedrijf. Portret in pastel van Mr. Bernard Johan Pielat van Bulderen, in 1793 gemaakt door Hendricus Johan Antonius Baur. De tekening meet 47 bij 37,7 cm. en is een bruikleen van het Instituut Collectie Nederland aan het Stedelijk Museum Schiedam. Zij oefenden doorgaans grote invloed uit op het brandersgilde en van enige medezeggenschap van de gildebroeders valt weinig te bespeuren. In samenhang met de economische voorspoed nam ook de bevolking in de achttiende eeuw toe. Het aantal inwoners wordt voor het jaar 1700 geschat oprond 7.000; voor 1730opcirca 7.800 en voor 1795 op circa 10.000.2 Naast de natuurlijke groei werd de bevolkingsaanwas veroorzaakt door immigratie, die omstreeks 1720 op gang kwam. Veelal bestonden de immigranten uit roomse en lutherse Duitsers uit Hannover en Westfalen, die werk zochten als brandersknecht.3 Omstreeks 1800 was de 4 Scyedam jrg. 36 no. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2010 | | pagina 4