belastingpacht afgeschaft en vervangen door een rechtvaardiger belastingstelsel.10 De schutters en de burgers verlangden meer. Op 19 augustus en 14 oktober 1748 dienden zij twee rekesten in, die beide democratische trekjes vertoonden." Tot de belangrijkste eisen behoorden: benoeming van officieren door de krijgsraad en niet door de Weth; verbod op vrijstelling van het wachtlopen voor zonen en schoonzonen van regenten, met het doel de 'egaliteyt' (sic) onder de burgers te bevorderen; vrije verkiezingen van hoofdlieden en dekens door de gildebroeders; vrije verkiezingen van hervormde predikanten en - ten slotte - vermeerdering van het aantal vroedschappen van 20 naar 24 personen. Op 25 november 1748 arriveerde een stadhouderlijke commissie, bestaande uit Frederik Hendrik baron van Wassenaar en mr. Willem Pauw, raadsheer van de Hoge Raad van Holland, om zich over de materie te buigen. Enkele minder belangrijke verzoeken werden door hen ingewilligd, maar aan de meeste politieke eisen werd geen gehoor gegeven, omdat Willem IV niets moest hebben van de naar democratie riekende verlangens.. Van werkelijk vrije verkiezingen kwam niets terecht. De benoeming van de officieren bleef aan de Weth. De krijgsraad mocht alleen bij een vacature van een kapiteins- of luitenantsplaats de nominatie doen. De vroedschap heeft overigens deze laatste maatregel op 19 februari 1749 eigenmachtig teruggedraaid.12 Voortaan moest de krijgsraad jaarlijks - en niet alleen bij een vacature - een kandidaat op de nominatielijst plaatsen. Het aantal vroedschappen werd wel vermeerderd tot 24 personen. Eén van de nieuwe vroedschappen was een zekere Jan Albert Pichot. Hij kan beschouwd worden als een 'vreemdeling', die slechts een zwakke familierelatie had met de vroedschap en daarom door zijn collega's met wantrouwen werd bejegend. Later namen nog eens zes leden van de familie Pichot zitting in het college.13 Willem IV en zijn zoon Willem V verwierven na hun verheffing tot stadhouder het recht van recommandatie, dat hun grote invloed op de electies in de steden verschafte. Ongetwijfeld hebben zij de hand gehad in de benoeming van de Pichots in Schiedam. Blijkbaar hadden de Oranjes - tot ergernis van de overige vroedschappen - een nogal hoge dunk van deze lieden. Tevens betekende het bijzondere benoemingsrecht van de stadhouders een lelijke streep door de 'Ware Vrijheid' van de staatsgezinde regenten. Tijdens het diepgaande conflict over het te voeren defensiebeleid aan de vooravond van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) keerde Schiedam zich tegen de prins. Willem V hielde vast aan het 'Oud Systeem' (de verbondenheid tussen Engeland en de Republiek, de twee protestantse zeevarende mogendheden). Hij wilde geen oorlog met Engeland riskeren en ijverde daarom voor beperkt convooi. Schiedam pleitte in de Staten van Holland voor onbeperkt convooi. Dat wil zeggen dat men alle handelsschepen, ook wanneer deze een lading hadden die door de Engelsen als contrabande werd aangemerkt, wilde laten begeleiden doormarinevaartuigen. De grote steden Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en Haarlem deelden dit standpunt. Het kleine Schiedam bevond zich dus wel in fraai gezelschap! De oppositionele steden gingen in 1780 zelfs zo ver dat zij een ultimatum stelden: indien het onbeperkt convooi niet binnen zes maanden werd uitgevoerd, zou men de Tast- en veylgelden' (een belasting op de handel) niet meer afdragen.14 Door deze houding werd Schiedam medeverantwoordelijk voor het uitbreken van de oorlog tegen Engeland op 20 december 1780. De Vierde Engelse Oorlog werd voor de Republiek een regelrechte ramp, maar heeft op de voorspoedige economische ontwikkeling van Schiedam geen enkele nadelige invloed gehad.15 De vroedschap wist de export van de koren- en moutwijn veilig te stellen en werd daarbij van harte 8 Scyedam jrg. 36 no. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2010 | | pagina 8