de NG&SF niet en haar beleid was er op gericht zo veel mogelijk concurrenten uit te schakelen. Dit was de reden waarom zij Jansen uitkocht op voorwaarde dat hij geen gist meer zou maken. Jansen richtte vervolgens in de fabriek aan de Noordvest een melkzuurfabriek op. Want de familie is altijd zeer inventief geweest! Het bekendst is wel de eigen glasfabriek Uto, vlak voor en na de Eerste Wereldoorlog. De glasfabriek kwam op het weiland achter de boerderij die Jansen vroeger aan de Noordvestsingel had bezeten. Op haar hoogte punt werkten daar ongeveer duizend man, een groot aantal, omdat bij de nog niet geautomatiseerde glasfabriek veel mensen nodig waren. Na verloop van tijd was de glasfabriek niet meer rendabel en werd zij gesloten. Toen aan de Lange Haven een distilleerderij door brand verloren was gegaan werd de boerderij als distilleerderij ingericht. Herman Jansen is ook de man geweest van boze artikelen zoals: 'Hoe een industrie door de fiscus vermoord wordt'. Dit sloeg op het feit dat moderne fabrieken zoals de NG&SF onder een veel gunstiger fiscaal systeem vielen. H.C. Jansen nam in 1901 het initiatief om moutwijn en jenever een speciale keur "Controle jenever" te geven, als deze uitsluitend uit moutwijn was gestookt. Echter, niemand van distillateurs wilde daar van weten. Vervolgens zijn enkele branders zelf deze 'keur'jenever gaan maken. Dit was van korte duur, na enige tijd zijn zij met de productie gestopt. Alleen Jansen heeft dat tot de Tweede Wereldoorlog volgehouden en het bedrijf van Wittkampf zelfs tot 1966. Familie Tak en Hollandia De familie Tak was een bekende brandersfamilie in Schiedam. Vanaf 1847 bezat zij een of meer branderijen, en in 1856 op de Westerkade haar eigen mouterij. Deze werkte ook voor derden. In 1867 leverde zij bijvoorbeeld grote hoeveelheden mout aan bierbrouwer Heineken. Behalve brander was Jacob Tak Sr. (1826-1909) tevens gisthandelaar. De kleinzoon van Willem Frederik Tak, Jacob Tak jr. (1881- 1954, in de volksmond Japie genoemd) koos aanvankelijk een heel andere richting. Hij ging in Delft werktuigbouwkunde studeren en behaalde in 1902 zijn ingenieursdiploma. In 1905 verhuisde hij naar Utrecht, maar keerde later terug naar Schiedam, waar hij de al genoemde Branderij in de Frankestraat moderniseerde. Tak realiseerde zich dat de moutwijnindustrie op grootschaliger wijze moest worden aangepakt. Hij vond een medestander in de firma Johs. De Kuyper Zn., branders, maar vooral distillateurs in Rotterdam. De Kuyper (eigenaar van een van de oudste merken: Flet Hart) zag door de marktontwikkelingen het moutwijnaanbod alsmaar krimpen en juist moutwijn was een onmisbaar ingrediënt voor de exportjenever. Ondanks het feit dat zij branders waren, was De Kuyper altijd een grote inkoper van moutwijn op de Schiedamse beurs geweest. Het bedrijf kocht twee van de drie aandelen (a 45.000 gulden) in het door Tak opgerichte bedrijf NV Branderij en Gistfabriek Hollandia. Al op 27 juni 1909 begon het nieuwe bedrijf, gevestigd in de polder Graveland, met twaalf man personeel de productie. Wat kon het vroeger toch snel gaanAl een jaar later werkten er veertig man, had de fabriek een capaciteit van achttien branderijen en draaide het gemiddeld 32,7 beslagen per week. Tak nam in de loop van de jaren de gisthandels van Ris, Dirkzwager (merk: De Ploeg) en de Maastrichtse gistfabriek Aubel-Starz over. Aubel-Starz liet hij ontmantelen en het gebouw werd doorverkocht. De verkoop van gist werd van groot belang. J. Tak ontwierp zelf - hij was naast werktuigbouwkundige ook brander - de opzet van de fabriek. Tot aan de sluiting van de fabriek in 1988 bleef de opzet ongewijzigd. De opzet had zich, daar was iedereen het over eens, wel bewezen. Architect Th.E.J. (Theo) Kramers werd voor het bouwkundige deel ingeschakeld. Waarschijnlijk werd de opdracht hem gegund omdat hij tevens een 46 Scyedam jrg. 36 nr. 2

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2010 | | pagina 10