DE ONTWIKKELING VAN SCHIEDAM In de jaren dertig van de vorige eeuw publiceerde de heer M.M. van Praag, directeur van de Gemeentelijke woningdienst een serie artikelen in de Schiedamsche Courant van 1934. In de vorige Scyedam waren daarvan de eerste twee afleveringen te lezen. Deze maand treft u de volgende 3 afleveringen aan. De artikelen zijn overgenomen op de wijze, zoals het destijds is gepubliceerd en dus in de "oude" spelling. III. Nog iets over bevolking en woningbouw. Een man met een ruimen blik, burgemeester P.J. van Dijk van Mathenesse, over: Een wereldstad aan de Maas. Leiden, Schiedam, Den Helder en Leeuwarden konden hun geboorte overschot niet als bevolkingsvermeerdering handhaven. Naar de overige 16 gemeenten, die in 1889 meer dan 20.000 zielen telden, trok de plattelandsbevolking. Niettemin werden hier in de eerste jaren na 1870 in niet onaanzienlijke mate arbeiderswoningen gebouwd. In het jaar 1874 124, welke woningen onmiddellijk betrokken werden na de voltooiing. In 1875 zelfs 139, in 1876 108, in 1877 92, in 1878 51, in 1879 72. In het jaar 1880 75. Maar toen reeds werden de woningen slechts voor een gedeelte betrokken. En tot 1890 leest men in de verslagen steeds weer, dat gebrek aan arbeiderswoningen voor het ogenblik niet schijnt te bestaan, al werden elk jaar nog een klein aantal bijgebouwd. (In 1882 64, in 1883 45). Tusschen 1870 en 1880 zijn de oude Gorzen ontstaan, de straten in het Singelkwartier, in 1884 de Maria- en Kortlandstraten. Maar ik wil een wijle stilstaan bij een der belangrijkste feiten in de geschiedenis van Mr. Dr. Ir. M.M. van Praag Schiedam, een gebeurtenis, die zoo men er van had weten te profiteeren, van de grootste beteekenis voorde ontwikkeling van Schiedam had kunnen worden. Helaas heeft onze stad de gelegenheid die haar geboden werd, laten voorbijgaan, zonder deze maar eenigermate uit te buiten ten behoeve van handel en industrie. Ik doel hier op de vereeniging met de gemeente oud- en Nieuw-Mathenessein het jaar 1867. Den 14 Sept. van het jaar 1866 werd bij den raad ter tafel gebracht een resolutie van Ged. Staten tot opheffing der gemeenten Hof van Delft, Vlaardingerambacht en Oud- en Nieuw-Mathenesse en het dientengevolge het veranderen van de grenzen o.a. der gemeente Schiedam, terwijl een stuk van Kethel bij Schiedam zou worden gevoegd. Schiedam lag ingesloten tusschen de gemeenten Mathenesse en Kethel. Trad men buiten de poorten die enkele jaren geleden afgebroken waren, dan was men direct op het grondgebied van andere gemeenten. Het gedeelte van de gemeente Kethel, dat bij Schiedam zou worden gevoegd, was hoofdzakelijk de voormalige gemeente Nieuwland, Kortland en 's Graveland: dus de streek van de gewezen Vlaardingsche en Kethelsche poorten langs de Noordvest tot aan de gewezen Overschieschepoort en verder langs de Schie tot aan het Huis te Riviere, langs den Ouden Dijk en Spieringshoek, tot aan de Poldervaart. Van Vlaardingerambacht alleen de Klein Babberpolder. Verder de geheel gemeente Oud- en Nieuw-Mathenesse, d.w.z. gaande van af de Overschieschepoort langs de Broersvest tot aan de voormalige Rotterdamschepoort, langs den Buitenhaven weg tot aan de Bakkershaven en vandaar naar de Maas. Verder liep de grens in de Maas tot de gemeente Charlois en Delfshaven en dan langs het Toepad, de Laanslootscheweg tot aan den Achtersingel een eind voorbij het station o.a. in de Schie aan te sluiten bij het vereenigde gedeelte van Kethel. 54 Scyedam jrg. 36 nr. 2

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2010 | | pagina 18