een breedte hebben van 75 M. bij een lengte van 960 M., en een diepte van 5 M. Beide oevers zouden van basaltkaden voorzien worden, terwijl de uitgegraven grond langs die oevers zo worden opgewerkt ter hoogte van 3.50 plus A.P., ongeveer de hoogte van Schielands Zeedijk, waarna het geheele terrein, naarmate het ter bebouwing zou worden uitgegeven, tot hetzelfde peil zou worden opgehoogd. In den zeedijk zou een grote schutsluis worden aangelegd en zulks ter verbinding van de scheepvaarthaven met een kanaal, in eenigszins gebogen richting te graven tot in de Schie nabij het spoorwegstation. Dit kanaal zou 30 meter breed, 1050 M. lang en 3 M diep worden met glooiende oevers. Later zouden een of meer dwarshavens aangelegd worden tusschen de nieuwe scheepvaarthaven en de bestaande Buitenhaven. Zoo zou een nieuwe en lijnrechte verbinding tusschen Maas en Schie worden verkregen en bovendien zou door dien aanleg te dezer plaatse een directe spoorwegverbinding kunnen ontstaan tusschen de rivier de Maas en al de aan den Holl. Spoorweg gelegen plaatsen, waaronder volgens den burgemeester, in het belang van den handel wel inzonderheid Amsterdam en Helder met de reede aan het Nieuwe Diep mochten worden genoemd. Naar burgemeester Van Dijk verklaarde, had de administratie der Holl. IJzeren Spoorweg Maatschappij zich, blijkens een door hem overlegd schrijven, "overtuigd van het wederzijds belang van elke verbinding tusschen spoorweg en zeevaart, niet ongenegen verklaard om te Schiedam, zooveel den spoorweg betreft, daartoe mede te werken". Ook door de Holl. Spoorwegmaatschappij werd bij deze gelegenheid verklaard, dat naar haar oordeel, de oostzijde der gemeente voor den aanleg van haven en zijtak van den spoorweg - een zijtak waarvoor men zich reeds in 1846, tijdens den aanleg van de lijn Rotterdam - Den Haag, ontzaggelijk veel moeite had gegeven om die voor Schiedam te verkrijgen - moest gekozen worden. Het plan werd in totaal geraamd op f 1.893,250,-; het financieringsplan werd bij het technisch project overgelegd. Het plan vond geen gunstig onthaal in den raad. Burgemeester en wethouders wilden echter nog geen principieele beslissing van den raad, doch voorloopig alleen een benoeming van een deskundige, die de plannen nader zou onderzoeken. Aanbevolen werd hiervoor de ingenieur Frijnje, die ook in 1852 de plannen tot aanleg van de Westerhaven ontworpen had en daarom geacht werd de topografische gesteldheid onzer gemeente te kennen. Tevergeefs; vele leden spraken zich uit voor de vroeger geprojecteerde doorgraving van de Westerhaven, welke echter, naar het raadslid Roelants opmerkte, voor de algemeene scheepvaart geen belang had, doch alleen het branderijbedrijf ten goede zou komen. (Verslag 1871 pag. 321weglaten Men zag geen heil in het plan en zag op tegen de groote uitgaven. Men moet de beraadslagingen maar eens doorlezen om te zien "hoe burgemeester Van Dijk met taaie volharding zijn plan verdedigde en trachtte het er door te halen, door te wij zen op de beteekenis daarvan voor de waterverversching" voor welk argument hij den raad toegankelijker wist dan voor het belang van handel en scheepvaart gezien de schitterende ligging aan de binnenkort te openen Waterweg. Hij stuitte op een muur van onwil en wanbegrip. Het heette steeds: wij hebben geen geld. Tevergeefs wees de burgemeester erop, dat die bronnen van welvaart steeds toegankelijk zijn en dat het zak is steeds nieuwe bronnen aan te boren, wanneer daarvoor gelegenheid is. Schiedam had vroeger hoofdzakelijk geleefd van de visscherij met aanverwante bedrijven als lijnbanen, nettenbreierij e.d.. 58 (Wordt vervolgd) Scyedam jrg. 36 nr. 2

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2010 | | pagina 22