EEN DUVELTJE UIT EEN DOOSJE Anonieme Schiedammer In de Schiedamsche Courant van 21 februari 1921 gaf een Schiedammer er blijk van, weinig gecharmeerd te zijn van de naam Pandora. Dat deed hij in een gedicht, dat hier integraal en in de oude spelling is overgenomen. Opvallend, nog los van de kennis van de geschiedenis rond Pandora's doos, zijn een aantal regels over het stadhuis, datvlak bij komen moefDat refereert aan de plannen om van het St.-Jacobsgasthuis, huidige Stedelijk Museum, het Stadhuis te maken. PANDORA??? Vulcanus, die heusch geen Adonis was. Werd na zijn verschijning in 't leven al ras Van boven neer van den Olympus gesmeten. De tobberd, die heeft het geval nooit vergeten, Want nedergekomen op hoekingen steen, Brak hij daar zijn linker- of rechterbeen, Bleef kreupel en zocht toen zijn heil bij cyclopen, Wien 't toch niet kon schelen, hoe iemand moest loopen. Begon onder den Edna een smederij, En verdiende er zoo nog een duitje bij. Heel bekwaam in zijn vak, ging hij toen eens probeeren Om voor onze aarde een mensch te creëren. En schiep er een vrouw, maar zoo dood als een pier. Minerva had echter in 't zaakje plezier. Blies fluks in het beeld nu het noodige leven En stond er ook sterk op, haar mede te geven Veel schoonheid en gratie en heel veel talent, maar Jupiter, dikwijls een haat'lijke v ent, Die gaf haar een doosje, en daarin veel rampen, Als buikpijn, en maagpijn en allerlei krampen, En roof, pest en moord, en nog meer van dat goed. En sprak toen: "Pas op, dat je 't niet opendoet." Toen zocht ze een man, en ze vond die op aarde: Ephnetheus, vent zonder eenige waarde, Maar razend jaloersch. En toen die 't doosje zag, Wou hij per se maar weten, wat daarin wel lag. "Zeg Doortje," zoo sprak hij, "mag 'k eens even kijken?" Maar Dora zei: "Dan zijn we allebei lijken, Jij blijft met je vingers van dat doosje af!" Toen werd hij als dol en sprak luid: "Tot je straf Zal en wil ik van 't doosje het fijne nu weten." En zij weer: "Je bent van den duivel bezeten!" 't Was hommeles tusschen die twee, zoo je ziet, Doch 't fijne van het doosje wist d'echtgenoot niet. Maar toen Dora, na ettelijke uren van gapen, - Want de vent was vervelend - zoo zacht lag te slapen. Nam haar heer en gemaal stil het doosje toch op, Deed het open enhaalde een reuzenstrop. Want pas was het deksel eraf genomen. Of al 't addergebroed was naar buiten gekomen. En allerlei rampen, een elk naar heurs aard. En wij zitten er mee, en we mogen wel klagen, En vooral in Schiedam, past het ons, eens te vragen, Waarom men Pandora hier neerdalen doet Is't misschien om 't Stadhuis, dat vlak bij komen moet? Zou dat soms de doos van Pandora eens wezen? 'k Hoop het niet, maar je zou er toch haast voor gaan vreezen; Want 'k zeg het, ai ben ik geen concurrent, Met den naam van PANDORA ben 'k niet heel content. SCHIEDAMMER 12 Scyedam jrg. 37 nr. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2011 | | pagina 12