proportieschema's die zowel de gevel als de
plattegrond beheersen.
In de jaren tachtig keert het fronton weer
volledig terug in de Schiedamse architectuur.
De stadsarchitect Rutger van Bol'es paste
het bijvoorbeeld toe bij de verbouwing van
het Hervormde Weeshuis (1780-1782).
De verbindende, lage centrale vleugel
werd aan de straatzijde voorzien van een
groot fronton gevuld met guirlandes en
festoenen en bekroond met de beelden van
weeskinderen. Het fronton werd door Van
Bol'es echter als een motief geplakt op
een gebouw, zonder dat het daadwerkelijk
enige stilistische of proportionele relatie had
tot de rest van het bouwwerk. Het fronton
werd als het ware op het gebouw 'geplakt'
zoals ook de gebeeldhouwde kuif van het
Proveniershuis (1757-1760) op de voorgevel
was geplaatst zonder enige architectonische
context of samenhang. Met classicistische
architectuurtheorie had het ontwerp van Van
Bol'es dan ook niets van doen. Het is dan ook
niet verwonderlijk dat Doom de architectuur
en gebouwen van Van Bol'es als monsterlijk
karakteriseerde.10 De zelfverzekerdheid
waarmee Doom een dergelijk hard oordeel
over de eerste bouwambtenaar van de
stad poneerde, toont aan dat hij zichzelf
zeer goed op de hoogte achtte van de
architectuurtheorie.
Over Den Beer en Penning zijn, naast hun
directe betrokkenheid bij de totstandkoming
van de Korenbeurs en het Sint Jacobsgasthuis,
minder indicaties over hun persoonlijke
interesse in architecturale vraagstukken voor
handen. Penning was als fabrieksmeester, de
bestuurlijke toezichthouder op de publieke
werken, in ieder geval betrokken bij de
totstandkoming van de Nieuwe Damsluis
(1779). Den Beer beschikte, via zijn huwelijk,
over de buitenplaats Rustenburg aan de
Lange Nieuwstraat. Deze woning behoorde
zonder meer tot de meest aanzienlijke in de
Fronton van het weeshuis. (Foto auteur)
Scyedam jrg. 3 7 nr. 2
47