Afb. 2: S. van der Wielen, Het Sint Jacobsgasthuis, 1770. Inzet, afb. 1: R. van Bol'es, kaart van
Schiedam, detail met Sint Jacobsgasthuis, 1770. (Gemeentearchief Schiedam)
beschikking. De nieuwbouw van het
gasthuis na 1786 leidde namelijk tot een
juridisch conflict met de aannemer Gerrit
Bakker over meer- en minderwerk. In
1790 zijn er daarom getuigenverklaringen
afgenomen van de bouwkundig adviseur
van het regentencollege, de heer George
van den Bergh, en van de architect Giovanni
Giudici.3 Deze unieke bronnen leren veel
over de onderlinge verhoudingen tussen de
betrokken partijen. George van den Bergh was
volgens zijn eigen verklaring aangetrokken
als 'intendant generaal' en als zodanig de
belangrijkste bouwkundig adviseur van
het regentencollege en verantwoordelijk
voor de praktische uitwerking en realisatie
van hun plannen. Hij werd met deze taak
in 1783 belast door de heer Doom, omdat
deze regent in 'deeze gewichtigen zaak'
geen gebruik wilde maken van de diensten
van de stadsarchitect van Schiedam Rutger
van Bol'es. Doom gaf als verklaring dat Van
Bol'es 'monsters van gebouwen' maakte,
waarbij hij expliciet verwees naar het
Blauwhuis en het Weeshuis.4 Het passeren
van de stadsarchitect was niet gebruikelijk.
In 1746 had het toenmalige gasthuisbestuur
voor een verbouwing als vanzelfsprekend
gebruik gemaakt van de diensten van
stadsarchitect Ary van Bol'es, de vader van
Rutger.5 De vastberadenheid waarmee Doom
vanaf het begin trachtte de betrokkenheid
van Rutger van Bol'es te beperken, zegt veel
en niet alleen over zijn waardering van deze
stadsarchitect. Kennelijk had Doom niet
alleen grote ambities en verwachtingen over
de architecturale kwaliteit, maar ging in 1783
ook al uit van totale nieuwbouw in plaats
van renovatie van de bestaande gebouwen.
Om deze ambities te verwezenlijken,
was het wel noodzakelijk om binnen
de vroedschapsvergadering voldoende
draagvlak te creëren. Ondanks de relatief
grote zelfstandigheid van de gasthuisregenten
in de behartiging van hun reguliere taken,
was voor een buitengewoon en financieel
Scyedam jrg. 37 nr. 3
77