geen sprake, de boeren reden hun mest uit op eigen land. De overige mest was bestemd voor de tuinderijen in het Westland. Er was een levendige handel in mest voor het West- land. De mest werd opgeslagen in putten, als de putten vol waren kwam de mestschipper per schuit, de zogenaamde Westlander. Dan kon de mest door een stelsel van vaarten vervoerd worden naar de tuinderijen in het Westland. Als de mest schaars of te dik was werd er ook bij de mest wel eens water gedaan. De koeien stonden, bij de spoeling- boeren, niet op stro maar een flinke schep zand werd onder de koeien gestrooid, dat zand kwam ook in de mest terecht. Vandaar de spreuk: 'Water en Zand, is goed voor het Westland". Vele boeren aan de Polderweg in Kethel had den hun eigen spoelingschouw. Maar boeren die niet aan het water 'boerden' maakten gebruik van de diensten van de firma Kerk hof. Er was een uiterste discipline, vertelde Toon, in de vroege morgen werd de spoeling gehaald bij Mouterij de Koning of later bij de Elollandiafabriek, naar de Poldervaart werd gevaren, eerst boer Lansbergen aan de Ste- nenbrug (Blauwe Brug) en Arie Post aan de molen aan de Poldervaart, varkensboer Arie Mark aan het Windas, aan de Joppelaan Piet Ham en als laatste om 12.00 uur bij boer He- ijdra aan de Kerkweg. Even verder bij boer Heijdra was een kulk waar men de spoeling- schouw kon draaien en Toon Kerkhof ging op huis aan. Toon vertelde, dat in 1942 Piet van Veen, een Kethelse spoelinghaler, stopte met wer ken en leverde aan Arie Post. Arie Post kon met geen mogelijkheid aan spoeling komen en bleef vader Gerrit Kerkhof aan het hoofd zeuren om bij hem spoeling te leveren. Uit eindelijk is Gerrit gezwicht en bracht Arie driemaal per week de verse spoeling van de Hollandiafabriek; als extra kreeg Gerrit voor zijn gezin drie liter melk. Vervoer spoeling Spoeling werd met de spoelingschouw (over water) of spoelingkist (over land getrokken door een paard) bij de branders opgehaald, vaak hadden de boeren een eigen spoeling schouw of spoelingkist met vaste knecht die de spoeling iedere dag bij de branderijen op ging halen. Er bleven nog genoeg boerde rijen over waar de spoelinghandelaren hun spoeling aan verkochten. Dan werd in de spoelingschouw met een houten maatstok de spoeling voor de betreffende boer afge meten, die maat noemden ze 'ketels'. Een 'ketel' was bij de brander al een aangegeven hoeveelheid, die in het beslag geproduceerd werd. Een Schiedamse ketel was 257 liter en een Delftse ketel was 350 liter. De spoe- lingschouwen varieerden ook in maten. Er waren 4, 8 of 12 baks schouwen. In de stallen van de spoelingboeren waren 88 Scyedam jrg. 38 nr. 3

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2012 | | pagina 20