Antoine Lagrouw
In het kader van het Haga-jaar, 400 jaar di
plomatieke betrekkingen Nederland Turkije,
heeft de Gemeente Schiedam het proefschrift
van A.H. de Groot, The Ottoman Empire and
the Dutch Republic. A history of the earliest
diplomatic relations 1620-1630, uit 1978,
gepromoot en er mede voor gezorgd dat het
opnieuw en herzien uitgegeven kon worden.
Een schitterend initiatief. Immers, Haga was
een prominent Schiedammer. Hij werd in
1587 geboren in een huis aan de Hoogstraat
uit een Schiedams patriciërsgeslacht. Na zijn
studie rechten in Leiden, werd hij door het
stadsbestuur van Schiedam aangezocht als
pensionaris, overigens tevergeefs. Hij zou
ook in Schiedam begraven worden in 1654.
A.H. de Groot laat de lezer een kijkje nemen
in de diplomatieke keuken van de zeven
tiende eeuw, die nauwelijks onderdoet voor
de diplomatie van de huidige tijd. Het draait
allemaal om handel en politieke belangen.
Kortom een wereld vol intriges.
Op initiatief van Khalil Pasha, een admiraal
en Groot Vizier in het Ottomaanse Rijk wor
den er diplomatieke contacten gelegd met de
Republiek der Nederlanden. De Republiek
beantwoordt dit door de ervaren diplomaat
Haga naar Istanbul te sturen. Opmerkelijk
is dat Haga geen vastomlijnde opdrachten
van de Staten-Generaal meekreeg anders
dat het vrij krijgen van slaven. Khalil werd
vanaf de aankomst van Haga de tegen/mede-
speler, misschien wel vriend van Haga, met
als gemeenschappelijk doel handel en strijd
tegen de Habsburgers, te weten, het Spaanse
en Heilig Roomse Rijk. Eenmaal in Istan
bul paste Haga, waar hij aanvankelijk veel
tegenwerking kreeg, zich geheel aan aan de
Ottomaanse levenswijze en voerde een grote
staat. Wij komen veel te weten over het poli
tieke machtsspel van de belangrijkste spelers
zoals bondgenoot Engeland en aanvankelijke
tegenstanders Frankrijk en Venetië en zelfs
over zijn landgenoot uit de Zuidelijke Neder
landen Giacomo Ghisbrechti, die zichzelf de
post van ambassadeur toebedeeld had. Haga
op zijn beurt boycotte de aanstelling van
diezelfde Ghisbrechti wanneer deze aangeeft
consul te willen worden van Aleppo.
Het voeren van een grote staat was niet on
gebruikelijk omdat men door het geven van
gastgeschenken de betrekkingen probeerden
aan te halen en te verstevigen en zelfs om
conflicten op te lossen. Het ging zelfs zo
ver dat Khalil onvoorziene kosten van Haga
voorschoot. Hieruit bleek wel hoe serieus
Khalil Pasha de onderhandelingen om tot een
verdrag met de Republiek te komen serieus
nam. Het verdrag, Capitulatie, werd in 1612
gesloten [was in feite geen verdrag maar
meer een privilege]. De Sultan Ahmed 1 ver
leent de Republiek het recht om onder eigen
jurisdictie handel te drijven in het Osmaanse
Rijk. Het ambassadeurschap van Haga is een
feit. Hij had verder geen mandaat en dus kon
hij naar eigen inzichten handelen. Hij deed
dit met verve. Zijn diplomatie bleef niet al
leen beperkt bleef tot Istanbul. Hij zorgde er
voor dat er in de Levant consulaten in het
leven werden geroepen. Als een constante
rode draad door Haga's carriëre liep vooral
het vrij krijgen van slaven uit de Republiek
die vast gehouden werden in de provincies
van het Ottomaanse Rijk: Algiers, Tunis en
Tripoli. Hoewel het Ottomaanse Rijk mach
tig was, had zij toch te weinig controle over
deze provincies om de slaven zonder het be
talen van losgeld vrij te krijgen. Werd Haga
aanvankelijk vorstelijk betaald, zelfs zo goed
dat hij ver boven het salaris van Johan van
Oldenbamevelt uitkwam, het ontbrak hem
later aan pecunia omdat de geldstroom vanuit
Scyedam jrg. 38 nr. 4
115