wetvergunning aangevraagd (Gemeentearchief
Schiedam, toeg. 346 inv. 7027 nr. 42b), ditmaal
voor het vestigen van een koffiebranderij: Jan Land
heer. De aanvraag wordt op 26 mei 1919 door J.
Bokhorst aannemer, namens Landheer, te Schiedam
ingediend. Een aantal bezwaarschriften werd inge
diend door de omliggende buren: A. Verhoeven,
pastoor en voorzitter, namens het kerkbestuur van de
parochie van de H. Joannes den Dooper, de Haven-
kerk, Th. H. van Boon, manufacturen Overschie,
eigenaar en gebruiker van het pand Hoogstraat 79
en C.A.W. Heinsbroek, eigenaar en gebruiker van
Hoogstraat 71. De bezwaren van het kerkbestuur
had niet alleen betrekking op het kerkgebouw, maar
ook op het patronaatsgebouw aan de Lange Haven
70, dat: "...de lucht van die koffiebranderij onver
mijdelijk moet doordringen in het Kerkgebouw, en
dus hinderlijk moet zijn aan de gelovigen..." en
het gebruik der Electromotoren met bijbehorende
machinerieën zeer zeker hinderlijk zal zijn aan de
lessen die dagelijks in het Patronaatsgebouw gegeven
worden, in de Cathechismus-kamer, in de kerk, en
voor het biechthooren in de biechtkapel..." Zowel
de heer Boon met zijn winkel in damesartikelen en
Heinsbroek in zijn werkplaats met negen man vrezen
voor stankoverlast. Bouw- en Woningtoezicht stelde
aan het verlenen van de vergunning allerlei voor
waarden, zoals de hoogte van de schoorsteen en de
plaats van de motoren. Dat men de bezwaren serieus
nam, mag wel blijken uit het feit dat op zaterdag 19
juli 1919 om vier 's middags leden van het college de
inrichting persoonlijk in ogenschouw wilden nemen
en nader ingelicht wilden worden. Daar bleef het
niet bij. De inspecteur van het Bouw- en Woning
toezicht, A. Bubberman, meldde aan B W op 22
juli 1919 dat opzichter Tromp op maandag te Delft
een onderzoek heeft ingesteld naar mogelijke hinder
veroorzaakt door een vijftal aldaar gevestigde koffie
branderijen van hetzelfde systeem. Hij concludeert
dat geen hinder van ernstige aard geconstateerd is.
De vergunning wordt verleend.
Hoewel het bedrijf door Bert Landheer werd voort
gezet, heeft deze zich nooit echt gelukkig gevoeld in
het zaken doen. Hij hield meer van filosofie: Adler,
Jung en Sigmund Freud, de grondlegger van de
psychoanalyse. Uiteindelijk heeft hij de winkel op
2 maart 1931 opgeheven, omdat zoals hij het zelf
zei: "...de handel in feite te veel bedrog opleverde en
hij daarvan wars was.". Ongetwijfeld zal dit een rol
hebben gespeeld. Echter, niet vergeten moet worden
dat in 1931 de crisis, wereldwijd veroorzaakt door de
beurskrach van 1929, ook in Nederland behoorlijk
had toegeslagen. Veel werklozen, veel armoede. De
inwoners van Schiedam hadden minder te besteden
dan ooit en de concurrentie door de vestigingen van
grootgrutters zoals Simon de Wit en De Gruyter
moet moordend zijn geweest. Waarschijnlijk
speelden al deze zaken bij Bert mee om te besluiten
zijn bedrijf te liquideren. Een vooruitziende blik! De
concurrentie voor de kleine winkeliers zou alleen
maar groter geworden. Vooral, toen Albert Heijn in
1938 zijn eerste zelfbedieningswinkel aan de Oran
jestraat opende.
Landheer uit Schiedam
Hoewel Jan Landheer zijn winkel had overgedaan
aan zijn zoon, bleef hij eigenaar van het pand op de
Lange Haven. Jan Landheer had in Schiedam goed
geboerd. Eind jaren dertig van de vorige eeuw was
hij de eigenaar van vijf panden: Blauwesteeg 2 en
4 gang 9 aan de Grofbaan, Hoogstraat 43, Hoog
straat 50, Lange Haven 68, Lombardsteeg 6. De
familie woonde tot 1 april 1914 op de Hoogstraat
50 en verhuisde vervolgens naar de Nassaulaan 59.
Van daaruit verhuisde Jan Landheer met zijn vrouw
Klazina in 1919 naar Den Haag. Daar overleed hij
op 15 december 1940 op 75-jarige leeftijd. Zijn
vrouw Klazina Cornelia Jongenburger volgde hem
op 15 december 1949 in de leeftijd van 84 jaar.
Bert Landheer bleef tot 1931 in de bovenwoning van
de Lange Haven 68 wonen. Hij verhuisde in dat jaar
naar Goor (Overijssel) en later naar Epe (Gelder
land). Ondanks het feit dat hij gezegd had dat de
Jan Landheer op 14 februari 1923. (Foto: collectie Hugo
Landheer)
30
Scyedam jaargang 39 nr. 1