slechten en daadwerkelijk invloed te krijgen in het plaatselijk (en landelijk) bestuur. Dit gold zeker voor drie zonen van Johannes Jacobsz. (Jan) Nolet (1712- 1772).6| Net als hun vader verdienden de zonen hun geld in het branderswezen en bouwden de positie van de familie in die bedrijfstak uit. Jacobus Jansz. Nolet (1740-1806), Cornelis Jansz. Nolet (1752-1826), Johannes Nolet Janszoon (1747- 1835) lieten zich in de politiek roerige jaren tachtig van de achttiende eeuw niet onbetuigd. Onder invloed van de vrijheidsidealen en de verlichte overtuiging dat de mensen in hun natuur en rechten onder ling gelijk waren namen zij deel aan het publieke debat rond gewenste maatschappelijke en politieke hervorming. Hierbij werd een portie vaderlands liefde niet geschuwd. Niet voor niets noemde men zich 'patriotten'. De regerende elite werd weggezet als een groep die de ware aard van de Republiek had veronachtzaamd en de burgerlijke deugden had verwaarloosd. Om die reden, zo was de gedachte, had ons land de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) smadelijk verloren en was de economische situatie in de Republiek sterk verslechterd. Mikpunt van de onvrede was het stadhouderlijk gezag en de zittende regentencolleges. In diverse steden leidde dit tot waren revolutie met wijzigingen in het bestuur. Uiteindelijk moest zelfs de stadhouderlijke familie Den Haag ontvluchten. Het stadhouderlijk gezag kon alleen door interventie van de Pruisische koning, zwager van de stadhouder, in 1787 worden hersteld. Onderdeel van de campagne van de patriotten was het terugwinnen van de zelfstandigheid van de burgerij ten opzichte van het gezag. In de jaren tachtig van de achttiend eeuw werden daartoe overal in den lande nieuwe milities opgericht, waar de burgers zich oefenden in wapenkunde. Alleen door zelfverdedi ging kon een tirannie door een elite worden voor komen. Ook in Schiedam werd in 1783 een dergelijk 'vrijcorps' opgericht. Jacobus Nolet werd daar als kapitein benoemd, maar bedankte enkele maanden later voor de eer omdat hij niet wilde dienen onder stadsbestuurder en burgemeester Dominicus Doom, die als kolonel van het corps fungeerde. Deze conservatief was zeker niet populair onder de poli tiek meer vooruitstrevende Schiedammers. In 1795 hield Jacobus in de Grote Kerk een rede over de rechten van de burgers, zoals het stemrecht. 7' Dit impliceert bij hem een goede bekendheid en begrip van de toen actuele politieke theorieën. Cornelis Nolet was eveneens een vurig patriot en hij gaf daar vooral uiting aan door zitting te hebben in diverse burgerlijke sociëteiten, die in Schiedam in de jaren tachtig en negentig van de achttiende eeuw werden opgericht.8' Dergelijke sociëteiten waren de plekken waar (soms felle) politieke debatten werden gevoerd, maar waar ook economische en maatschappelijke problemen werden besproken. Na het herstel van de stadhouderlijke macht werden om die reden zowel de vrijcorpsen en sociëteiten verboden en gesloten. Johannes Nolet toonde zich bij dat herstel overigens ook een ware patriot, door als schutter ostentatief te weigeren de eed op de stadhouder af te leggen.9' Broers met architecturale interesses De animositeit tussen burgemeester Doom en Jacobus Nolet op politiek vlak, zal voor laatstge noemde tot frustratie hebben geleid rond een van de belangrijkste bouwprojecten in de stad: de bouw van de Korenbeurs. Jacobus Nolet was lid van de Oeconomische Burgermaatschappij, die de prijs vraag had uitgeschreven om een ontwerp voor een nieuw beursgebouw én een plan tot financiering van de bouw te verkrijgen.10' Het uitschrijven van 6) Als bron over de familie Nolet wordt hier gebruik gemaakt van de studie van Abma: L.A. Abma, geschiedenis van de Schiedamse familie Nolet, Oosterhout 1954. Over Joannes Jacobsz. Nolet, p. 71-81. Afb. 2. De gevel van het woonhuis aan de tuinzijde (noordvestzijde). (Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) 7) L. A. Abma, geschiedenis van de Schiedamse familie Nolet, Oosterhout 1954, p. 86-87 8) L. A. Abma, geschiedenis van de Schiedamse familie Nolet, Oosterhout 1954, p. 104. 9) L. A. Abma, geschiedenis van de Schiedamse familie Nolet, Oosterhout 1954, p. 135. 10) L. A. Abma, geschiedenis van de Schiedamse familie Nolet, 98 Scyedam jaargang 39 nr. 3

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2013 | | pagina 26