Buitenplaatscultuur in de achttiende eeuw In de zeventiende eeuw ontstond in de Republiek een bloeiende buitenplaats- en tuincultuur.8' De Repu bliek der Zeven Verenigde Nederlanden nam in deze periode in de kunsten in (Noordelijk) Europa een leidende positie in. De Hollandse interpretatie van Italiaanse architectuurtraktaten combineert plaatse lijke bouwmethodiek met een voor de tijd moderne classicistische vormgeving. De Nederlandse archi- tecten werken tot ver buiten de eigen landsgrenzen en verspreiden zo de stijl van het Hollands classi cisme. In deze periode werd het meer gebruikelijk dat rijk geworden burgers en regenten, naast een groot woonhuis in de stad, over een buitenplaats met tuin beschikken. Dergelijke tuinen worden, analoog aan de architectuur van het bijbehorend huis, aangeduid als de Hollands classicistische tuin. Ook dit tuintype was tot ver buiten de landsgrenzen invloedrijk. De Hollands classicistische tuin wordt veelal bepaald door de specifieke terreinsituatie in ons land. Het vlakke landschap in Holland, met een vast stramien aan kavels en sloten vormen het uitgangspunt en leidden veelal tot geheel omgrachte tuinen met singels Cornells Pronk, Spieringshoek, circa 1740. Beeld op de tuinen, vanaf de omlopende singel. De singel vormde de scheiding van de formele tuin en het omliggende landschap. Rechts op de achtergrond is de fraai beplante oprijlaan te zien. In de as van de singel staat aan het einde een koepel. (Rijksprentenkabinet, Amsterdam RP-T-2008-107) 8) Inhoud van deze paragraaf is met name ontleend aan A.M. Backer, E. Bloke, C.S. Oldenburger-Ebbers, De Natuur Bezworen, een inleiding in de geschiedenis van de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur van de middeleeuwen tot het jaar 2005, Rotterdam 1998, met name p.20 - 28. Scyedam jaargang 39 nr. 3 81

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2013 | | pagina 9