de molen, geeft het jaartal 1710 aan. 'Oorspronkelijk
had deze molen een houten bovenas. Halverwege de
19e eeuw echter, begon in het hele land de gietijzeren
bovenas zijn intrede te doen,' aldus de inmiddels
overleden molenkenner Jan Kies in zijn in de eind
noot aangehaald artikel. 'Gietijzer rot immers niet
en ging dus veel langer mee, al was het wel aanmer
kelijk duurder.' De as komt er wel. H. Hartogh Heys
jr. uit Delft levert in 1866 het ijzeren ding waarop
een garantie zit van tien jaar. Later verschenen er
ook ijzeren molenroeden.
De trein
Maar dan: problemen! 1885 was een jaar waarin
bekend werd dat op geringe afstand van de molen
een spoorlijn zal worden aangelegd. Het was de lijn
van Rotterdam naar Vlaardingen en verder. Dat
bracht wel de windvang van de Babbersmolen in
gevaar ondanks het recht van windvang. Dergelijke
plannen hebben echter de neiging als een trein door
te denderen. Mogelijk dat bij de Staatsspoorwegen
het idee leefde dat de windwatermolen in de Babbers-
polder wel spoedig zou overgaan naar een machinale
manier van bemalen. In de diverse andere polders
was dat al zo. Maar niet in de Babberspolder. De
nieuwigheden hadden er nog geen post gevat.
Vlaardinger-Ambacht, 21 september 1885. Een
belangrijke vergadering van ingelanden van de
Babberspolder vindt plaats. Op de agenda staan de
plannen van de spoorwegen ten aanzien van de aanleg
van de spoorlijn. Het bestuur oppert het idee om een
deskundig ingenieur in de arm te nemen om de juiste
kosten op een rij te krijgen. Nadat de bestuursleden
daarmee instemden, verschijnt ingenieur Martien
Buijs van de Staatsspoorwegen ter vergadering. Hij
deelt mee dat, indien wordt overgegaan tot het rijzen
van de Babbersmolen, dit met een bedrag van 2.000
gulden zou kunnen worden afgehandeld. Buijs is
ervan overtuigd dat door de aanleg van de spoor
lijn de windvang niet nadelig zal worden beïnvloed.
Dan komt molenmaker A. Blok binnen. Hij heeft
een ander verhaal over die kosten. Door middel
van een specificatie geeft hij aan dat wel een bedrag
nodig is van 3.300 gulden. Probleem! 'Beide heren
technici bespreken daarna de onderdeden, waarvan
het gevolg is, dat wederzijds in meerder of mindere
mate een of ander toegegeven en door de Ingenieur
een maximum van 2.650 gulden wordt aangeboden,
terwijl de heer Blok zijn primitieve raming tot op
3.000 reduceert,' aldus de notulen. De ingenieur
brengt naar voren dat als men niet akkoord gaat met
het bedrag van 2.650 gulden, het eerdere bedrag
van 2.000 gulden zal gaan gelden. Het bestuur kiest
eieren voor zijn geld en zegt dat men akkoord wil
gaan met het geboden bedrag. Een overeenkomst zal
de zaak beklinken. Het geld, dat van de staat zal
komen, moet echter wel worden aangewend om de
molen aan te pakken, dan wel de windbemaling te
verbeteren na de aanleg van de spoorwegdijk, dan
wel een stoomgemaal installeren. Maar ja, voor
stoombemaling is wel 10.000 gulden nodig. De
ingelanden hebben echter van de ingenieur te horen
gekregen dat de minister bereid is een proefjaar aan
te houden 'ter beoordeling of de spoorweg werke
lijk aan de windvang van de molen schadelijk zijn
zal.' De ingelanden besluiten officieus tot invoering
van stoombemaling. Uiteindelijk gaan de heren een
overeenkomst aan met de spoorwegen waarin wordt
bepaalt dat op ongeveer 80 meter van de molen een
spoorwegdijk kan worden aangelegd. Het rijk zal
Scyedam jaargang 39 nr. 4
129