gers mag je iemand die aan tovenarij doet martelen. Na een maand gaf Marye op en bekende. De 'heks van Schiedam' eindigde samen met de andere vrouwen op een brandstapel op het plein voor het oude stadhuis.4' Marytje Adriaensdochter Een ander en misschien wel de meest bekende heks uit Schiedam was Maritgen Arentsdr. Schoenmakers ook bekend als Marytje Adriaensdr. Zij belandde in 1592 bijna op de brandstapel om levend verbrand te worden omdat haar overbuurvrouw haar beschul digde van hekserij. Geruchten over toverijpraktijken van Marytje Arendsdr. deden al langer de ronde; op 28 oktober 1589 had ze zelf al laten vastleggen dat enkele vrouwen haar hadden gedwongen tot het zegenen van een jong meisje. In 1591 werd ze met een aantal andere vrouwen door Melchior Willemsz. van Welhoek, baljuw (hoofd van politie) van Schiedam, officieel in staat van beschuldiging gesteld. In 1591 was ze door haar buurvrouw Maritje Cornelissen beschuldigd van toverij. Marytje zou haar kinderen behekst hebben. De overbuurvrouw mocht Marytje blijkbaar niet zo erg en zij had een dochtertje die vermoedelijk epileptische aanvallen had. In die tijd was er nog maar bitter weinig bekend over epilepsie en dus toen het meisje ter aarde viel en een aanval kreeg, net nadat zij de overbuurvrouw gezien had, moest Marytje haar wel behekst hebben. Ook werd ze later door de vader van het meisje beschuldigd van het laten vergaan van zijn schip. Ten slotte zou ze met andere van toverij verdachte vrouwen met duivels in mannengedaanten hebben gedanst. Tijdens dit dansen konden zij elkaar wel zien maar waren ze voor andere personen onzicht baar. Dit laatste was mogelijk door de kracht van een kruid dat zij van de duivel gekregen hadden. Marytje liet dit echter niet zomaar gebeuren en wendde zich tot het Hof van Holland met de eis dat haar naam gezuiverd zou worden. Samen met medeverdachte Neeltje Andries liet ze zich hiertoe op 20 februari 1591 'ter purge stellen'. Dit hield in dat een verdachte zich zelf voor een bepaalde periode gevangen liet zetten en degenen die hem of haar van iets beschuldigden werden opgeroepen om met bewijzen te komen. Als er niemand kwam opdagen of het bewijs onvoldoende was, werd de verdachte 'puur, zuiver en innocent' verklaard. Dit was niet zonder risico; als er belastend bewijsmateriaal werd ingebracht, kon dat leiden tot verhoor onder tortuur, en daarmee tot bekentenis en doodstraf. Vermoe delijk durfden beiden het risico te nemen vanwege hun goede contacten. Dat bleek uit het aantal getui genissen dat ze inbrachten: maar liefst 42 personen verklaarden dat Marytje en Neeltje goede buren en eerzame, deugdzame vrouwen waren waarop niets viel aan te merken. De baljuw van Schiedam stelde hier verklaringen tegenover van negen personen die Marytje en Neeltje juist beschuldigden van toverij. Ook waren er de bekentenissen van twee eerder Een van hekserij verdachte vrouw wordt onder- Ivraagd gedurende de Middeleeuwen. (Gravure van E. Deschamps, negentiende eeuw) 144 Scyedam jaargang 39 nr. 4 4) Geschiedenis van Schiedam, G. van der Feijst, Interbook Inter national Schiedam, 1975.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2013 | | pagina 32