1887
1917
1950
die zijn niet in de lijsten van de adresboeken opge
nomen. Als een vrouw een beroep had, werd zij wél
vermeld.
- Links in de grafiek is duidelijk de snelle groei van
de straat zichtbaar. Alle beroepscategorieën schieten
binnen twee jaar steil omhoog.
- Rond de eeuwwisseling is de straat met name bij
de 'witte boorden' in trek. Dienstensector en Over
heid Onderwijs maken dan samen 40% van de
beroepen uit.
- Het aantal werkers in de jeneverindustrie is tot de
Eerste Wereldoorlog redelijk stabiel. Daarna zet een
voortgaande daling in tot 4% in 1950.
- Het aantal andere industriële beroepen geeft een
trage groei te zien, tot 1934.
- Vanaf 1924 tot 1941 is met uitzondering van de
in de industrie werkenden en de categorie Andere
beroepen van daling sprake. De categorie Zonder
beroep daalt weliswaar ook, maar behoudt een hoog
niveau. Het absolute aantal werkende personen valt
van 116 terug naar 74, een daling van 30%. In het
laatste deel van deze periode speelt ongetwijfeld de
economische crisis een rol.
In de jaren veertig, met in het tweede deel het begin
van de wederopbouwperiode, stijgen alle sectoren
met uitzondering van de Bouw en in 1950 is het
geleden verlies volledig goedgemaakt.
- Opmerkelijk is het doorgaans hoge aandeel van
de groep beroeplozen, die vanaf de Eerste Wereld
oorlog de grootste blijft. Van deze categorie maken
weduwen steeds een grote minderheid uit, vooral in
de jaren 1887 (4 van de 6), 1904 (13 van de 22),
1924 (20 van de 34) en 1950 (15 van de 46).
- Over de gehele periode zijn beroepen in de indu-
SI Middenstand, kleine zelfstandigen, ambachtelijke
productie
Fabrieksmatige productie exclusief jeneverindustrie
Jeneverindustrie en aanverwante bedrijven
Bouw: openbaar en particulier, interieur en exterieur
Dienstensector: kantoor, opslag, vervoer, bemiddeling
Overheid en onderwijs
Andere beroepen
Zonder beroep, inclusief weduwen
120
Scyedam jaargang 39 nr. 4