tot stand. Voor die tijd ging
het om een strafbare daad,
waarbij de strafmaat voor
de op te leggen gevangenis
straf nog niet vast lag. Arie
Tazelaar was de zesde dienst
weigeraar. De Schiedamsche
Courant nam het bericht
uit het weekblad Vrede op,
vermoedelijk omdat Arie
Tazelaar een Schiedammer
was.
Arij Tazelaar
Arij Tazelaar (roepnaam:
Arie) was op 27 oktober
1882 geboren als zoon van
Cornelis Jacobus Tazelaar
en Maria van Schijndel. Het
gezin woonde ten tijde van
Arie's geboorte in de Lelie-
staat 30, maar is nadien nog
enige malen verhuis. Arie
was het zesde kind in het
gezin dat uiteindelijk naast
Arie nog vier meisjes en drie
jongens telde. Vader was
afkomstig uit Ooltgensplaat
uit een orthodox protestants
gezin. Diens grootvader, die
boer was, had geweigerd om
een bliksemafleider op zijn
boerderij te plaatsen met als gevolg dat de boer
derij door blikseminslag afgebrand was. Vader was
Nederlands Hervormd en kerkte bij de Nederlandse
Protestanten Bond, waarvan Frangois HaverSchmidt
de voorganger was.
In een interview dat in 1962 plaatsvond ter gelegen
heid van zijn tachtigste verjaardag, haalde Tazelaar
de volgende herinnering op:
"Ik zelf liep catechisatie bij dominee HaverSchmidt.
Je weet wie dat was: Piet Paaltjens. Wat kon die man
heerlijk vertellen. Wij wisten niet dat hij dichter was,
wij genoten alleen van zijn verhalen.".
In dat interview vertelde hij ook over de huiselijke
toestand en sociale omstandigheden. Om daarvan
een indruk te geven, geven we een lang citaat: "De
verhouding tussen mijn ouders was niet goed. Mijn
vader was namelijk brandersknecht; hij liep overdag
in de branderijen en kwam dan dronken thuis.
Enige malen heeft hij mijn moeder de deur uitge
gooid; moeder is toen met de kinderen ingetrokken
bij de oudste dochter die getrouwd was. Ten slotte
Op een schip van de Koninklijke Nederlandse Marine (1897); afbeelding van verschil
lende uniformen van de marine aan het eind van de negentiende eeuw, toen Arie
Tazelaar er dienst nam. (Afbeelding: Wikipedia. Vrij van auteursrecht)
Scyedam jaargang 40 nr. 2
61