de raad van Mathenesse deze rechten in 1862 aan
P.J. Van Dijk geschonken en sindsdien voegde hij de
naam 'van Mathenesse' aan zijn eigen naam toe.
Protesten en plannen in de negen
tiende eeuw
Alle steden kampten met het probleem van de afvoer
van fecaliën, huishoudelijk afval en in toenemende
mate industrieel afval. In Schiedam kon men bran
derijen in de hele stad vinden met een concentratie
in enkele gebieden. Op het hoog
tepunt, vlak voor 1880, waren er
hier 360 ambachtelijke branderijen
en drie grotere. Enkele steden,
zoals Amsterdam en Rotterdam (de
Baan), hadden in een ver verleden
de branderijen verbannen naar
bepaalde gebieden en dat is mede de
reden dat juist Schiedam de vesti
gingsplaats werd. Want zeker in
het begin had men hier makkelijker
voorwaarden en bovendien gingen
de branders ook de gemeenteraad
domineren. Branderijen loosden hun
warm afvalwater op de grachtjes.
Dit was dikwijls nog vermengd met
gistnat, bedorven gist en andere
productieresten. Er vormde zich
schuim op het water en er was geen
leven in het water mogelijk. En uit
dezelfde stinkende gracht putten de
branderijen ook weer het voor het
productieproces benodigde water. En
wat nog erger was, ook de bewoners waren op dit
water aangewezen, want er was nog geen waterlei
ding. Deze woonden toch al in benauwde huisjes
en het aantal doden aan epidemieën, zoals cholera
en tyfus, was significant groter dan in meer riante
stadsdelen. Bovendien, de lucht was ook al niet al te
best, volgens een beschrijving uit 1792: "...ontluis
terd door een dikke nevel van rook, waarin zij zig,
op zekere tijden van den dag, als geheel verbergt;
deeze, door de branderijen veroorzaakt, dringt bijna
door alles heen, en vertoont zig in de gedaante van
een fijn zwart stof.". Het duurde even voor men in
de gaten had dat vervuild water een besmettingsbron
was. Na de grote epidemie van 1866 werd de roep
om verbetering steeds groter. Maar al eerder, in 1856
kwam de gemeentearchitect P. Scholten met het
plan om aan de westzijde van de stad een afvoerka
naal met een scheprad-stoomgemaal te stichten. In
hetzelfde jaar, 1856, werd een commissie ingesteld
om zich te buigen over het stankprobleem en afvoer
van vuil water. Toen deze eindelijk in 1860 met een
plan kwam behelsde dit ook weer een afvoerkanaal,
maar dan aan de oostzijde van de stad. Samen met
een stoomgemaal plus een ruime aanvoer van rivier
water. In 1883 kwam de nieuwe stadsarchitect M.
van Erkel met hetzelfde plan als uit 1856, maar dan
met een afsluiting van de Schie met een schutsluis.
Ook de Kamer van Koophandel had een eigen plan,
met een sluis in de zeedijk tussen de Vellevest en
de Nieuwe Haven. Al deze plannen hebben het niet
Scyedam jaargang 40 nr. 4
125