SERltWBRÖK
DESLUEEDJS
willens en wetens blind; zulken komen wèl om uw
gelletje'1 maar niet om uw velletje; om de minne van
het smeer likt de kat de kandeleer.". Iets verderop
schrijft hij: "Verzint eer gij begint; alle hout is geen
timmerhout en het zijn allen geen koks die lange
messen dragen; de schijn bedriegt zoo vaak. Wordt
gij gevraagd, dan dient er wat gewaagd.". Daarna
geeft hij een opsomming van het soort vrijers dat er
volgens hem bestaat.
Pronkers en Fatten
"Pronkers en Fatten die hun zondags goede alle
dagen aan, en hun schat in de zak hebben. Avond
luchtlopers, die denken zoo menige haven zoo
menige vrouw, - deze spreken uit twee monden,
dragende water in de ene en vuur in de andere hand;
zij knijpen de kat in den donker en hebben ze achter
de mouw. Waaghalzen die pas uit den dop komen
kijken, en gevaar lopen te verdrinken voor dat zij
water kennen; bij wie de stoppels nog niet uitgevallen
zijn, vlasbaarden en melkmuilen die zoo verlegen
zijn als Anna met haar mans ziel, en daarom overal
wel gezien, maar niet geacht worden."
Windbuilen en Lelijken
"Windbuilen, die wat heet gebakerd zijn en met
het hoofd door de muur zouden lopen; altijd zijn ze
pietje de voorste en het katje van 'de baan, doch het
is bij ben veel geschreeuw maar weinig wol.
Jonkers van den Kalisdijk, die klinken als een wollen
kous, en de leer belijden dat het in eens anders
schotel vet soppen is; die op een stroowisch2' zijn
komen aandrijven en het professoraat bekleden aan
de academie waar van de studenten knor! knor!
schreeuwen. Lelijken, op wier tronie in de muur
gemetseld de honden zich zouden dood bassen, en
daardoor een remedie tegen de liefde zijn. Ook zijn
er, door wie een streep loopt, die zo veel verstand
"De Springbron der Liefde.". Op vrijersvoeten, uit: Arnold Bon, Delfs Cupidoos schighje. Delft 1652.
TPIHTprif dtrprnTW'"ts g 11rir;
IBedoeld wordt 'geld'.
2) Dit is een bos stro.
Scyedam jaargang 41 nr. 1
19