J
Q fotiflfrettjfoeroffttifltt fcbteaam
de stad, tot aan Zwolle toe, bekendheid genoot, quod
erat demonstrandum. Dat je daarmee haar levensbe
schrijving niet zonder meer als historische bron mag
gebruiken is een andere zaak. Ook hier is kennis van
de context noodzakelijk.
formalistische vroomheid van de geestelijkheid. Bij
deze broederschap stonden niet zozeer de dogmatiek
en orthodoxie maar veel meer persoonlijke vroom
heid en innerlijkheid en praktische levenswijsheid
op de voorgrond. Met andere woorden, religie niet
van buitenaf maar van binnen uit. En Liduina, een
eenvoudige volksvrouw zonder al te veel kennis van
scholastiek en dogmatiek, was nu precies degene die
aan dit ideaalbeeld voldeed. "Kijk, daar heb je er
nu zo een, dit is nu precies wat wij bedoelen". Veel
mensen kwamen waarschijnlijk naar Schiedam in
het gevolg van deze broeders. We zagen ner al dat
een van de broeders van deze gemeenschap haar
bezocht en met haar sprak over Goddelijke zaken en
dit was niet de minste. Johannes Busch was dé grote
kloosterhervormer van de, uit de Moderne Devotie
voorkomende, Windesheimer orde, die uiteindelijk
bijna honderd kloosters omvatte. Ook schreef hij
de geschiedenis van deze orde. Mede dankzij deze
orde verkreeg Liduina al tijdens haar leven een grote
bekendheid. De stad kan er belang bij gehad hebben
met deze akte de vrome bezoekers te scheiden van de
sensatiezoekers, zodat de laatste categorie voortaan
wegbleef.
Geert Groote
Als archivaris blijf ik echter met één vraag zitten.
Wat was nu eigenlijk de reden dat het stadsbestuur
in 1421 die verklaring uitvaardigde en niet bijvoor
beeld een geestelijke autoriteit? Wat is de precieze
context van dit stuk? En, had de kabeljauwse graaf
Jan van Beieren het niet al druk genoeg met de strijd
tegen zijn hoekse nichtje Jacoba? Waarom liet hij
dat stuk opnemen in het archief van zijn leen- en
registerkamer?
Zoals ooit in een levensbeschrijving meegedeeld,
was het waarschijnlijk pastoor Jan Engel, Liduina
zeer nabij, die het stadsbestuur verzocht deze akte
uit te vaardigen. Maar dit verklaart op zich natuur
lijk weinig. Misschien is een deel van het antwoord
dat Liduina in groot aanzien stond bij de Broeders
des Gemenen Levens, de door Geert Grote gestichte
gemeenschap, die was ontstaan als reactie op de
Om te stichten
Om dit te onderbouwen moet ik een levensbe
schrijving van Liduina raadplegen, ik heb zojuist
aangetoond dat dit mag. Volgens deze ontstond er
een woedende volksmenigte, naar aanleiding van
de weigering van pastoor Andries om Liduina een
hostie te geven die volgens de pastoor niet gecon
sacreerd was, maar volgens Liduina wel. En hier
komen voor het eerst schout en schepenen voor in
het levensverhaal van Liduina. Zij hoorden beide
partijen, namelijk de pastoor en de andere betrok
kenen. Een vonnis werd er echter niet uitgesproken,
want wij komen dit niet tegen in de criminele rol,
waaruit ik eerder citeerde. Bovendien waren schout
en schepenen niet competent in geestelijke zaken.
Maar schout en schepenen hadden natuurlijk wel
belang bij de orde en rust in de stad. En zij waren
vanaf nu bij Liduina betrokken. Hoewel deze
Het oudste bidprentje van Liduina, gedrukt te
Gouda omstreeks 1517. Gemeentearchief Schiedam,
collectie Liduina-comité nr. 173.
62
Scyedam jaargang 41 nr. 2