gecontinueerd, veranderde daar niets aan. De kerk was in de eerste helft van de negentiende eeuw nog druk bezig zichzelf weer als institutie op te bouwen. Nederland gold binnen de Rooms-Katholieke kerk in de eerste helft van de negentiende eeuw nog steeds als een missiegebied en de bisschoppelijke hiërarchie werd hier pas in 1853 hersteld. Vanaf dan komen er ook steeds meer goede ateliers en kunstenaars in Nederland beschikbaar. Vanaf 1852 opent het atelier Cuypers/Stoltzenberg in Roermond de deuren. De vliegende start van dit atelier maakt duidelijk dat er in Nederland grote behoefte bestond aan kwalitatief goede kerkmeubelen.3' Vanaf 1869 is in Utrecht het Sint Bernulphusgilde actief, waardoor de kerkelijke katholieke kunst wordt gestimuleerd. Het gemis aan 'eigen' kunstenaars wordt ook in Schiedam treffend verwoord in een beschrijving in 'De Godsdienst vriend' van de in 1849 tot stand gekomen biechtstoel. De meesterlijke hand van de beeldhouwer Stracké toonde "...dat wij ons niet buiten 's lands behoeven te geven, maar ook Nederland zijne kunstenaars telt." 4| Dat deze beeldhouwer Stracké een genaturaliseerde Duitser was, met een internationaal werkgebied, nuanceert deze stelling enigszins. Bij gebrek aan voldoende potentieel in eigen land, lag de oriëntatie van opdrachtgevers voor religieuze kunst en interieurstukken als vanzelfsprekend in de eerste plaats op België. De nabijheid en de gedeelde taal en religie was zeker een voordeel en tussen 1815 en 1830 waren het ook landgenoten geweest binnen hetzelfde koninkrijk. In België bestond een vrijwel onafgebroken traditie in de vervaardiging van religi euze kunst en artefacten en bovendien was er - net als in Nederland - een grote vraag naar katholieke kunst door de 'beeldenstorm' die in de Zuidelijke Neder landen na de Franse bezetting had plaatsgevonden. In België waren in de negentiende eeuw genoeg grote en kwalitatief hoogstaande ateliers aanwezig die snel konden voldoen aan de vraag naar religieuze kunst en meubelstukken. Bovendien bestonden er oplei dingen. Aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen werd veel aandacht gegeven aan de religieuze kunst. Deze Academie blijkt ook voor de ontwikkeling van de katholieke kunst in de Noordelijke Nederlanden van groot belang te zijn.5' De keuze voor Vlaamse ateliers en kunstenaars kan ook te maken hebben met persoonlijke contacten 3) Zie: L. Schiphorst, 'Een toevloed van werk, van wijd en zijn', de beginjaren van het atelier Cuypers/Stoltzenberg Roermond 1852- ca. 1865, Nijmegen 2004. 4) De Godsdienstvriend, 15 november 1849, ontleend aan het inventariserend onderzoek van R.W. Poels. 5) L. Schiphorst, 'Een toevloed van werk, van wijd en zijn', de beginjaren van het atelier Cuypers/Stoltzenberg Roermond 1852- ca. 1865, Nijmegen 2004, p. 68-76, Scyedam jaargang 41 nr. 3 87 •1* - ~rf. Centraal paneel van de biechtstoel met daarop uitgebeeld de parabel van de verloren zoon. (Foto: Wim Schelberg)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2015 | | pagina 11