het jozefaltaar is vergelijkbaar met die van het Maria-
altaar en ook hier zal het ontwerp van de hand van
Pierre Cuypers zijn geweest. In het centrale medaillon
op de altaartombe is het een verbeelding van lelies, als
verwijzing naar de bloeiende staf van Jozef. De bloem
is voorzien van een banderol met een tekst in Latijn
"GLORIAM PRAECEDIT HUMILITAS" (vert.
bescheidenheid gaat aan eerbetoon vooraf, Spreuken
15 vers 33). De deur naar het tabernakel is voorzien
van een gesneden voorstelling van de Elia onder de
Jeneverboom, die door een engel wordt gespijzigd.
Deze scene verwijst enerzijds naar de geestelijke spij
ziging door het sacrament van de eucharistie terwijl
de aanwezigheid van de jeneverboom ook de schen
king door twee vooraanstaande branders in herinne
ring brengt. Oorspronkelijk stonden op de hoeken
van de altaartombe twee engelfiguren. Deze waren
niet zoals in het Maria-altaar opgenomen in nissen,
maar waren buiten de hoeken geplaatst en waren
afneembaar. Deze engelen droegen de schilden
met attributen van de naamheiligen van de beide
donateurs. Boven het altaar is een beeldengroep
met centraal afgebeeld een zittende Jozef met een
naast hem staand Christuskind. Christus houdt een
rijksappel in zijn hand, die zijn Koninklijke waar
digheid onderstreept, en maakt met zijn rechterhand
een zegenend gebaar. Aan beide zijden wordt dit
beeld geflankeerd door een zittende engel, met in
de handen een bloemrank (roos en lelie). Het gehele
tafereel vindt, evenals op het Maria-altaar, plaats op
een plastisch vormgegeven wolkenpartij. Onder de
troon van Jozef zijn twee engelenhoofden aanwezig,
met hun blik gericht op het (niet meer aanwezige)
kruisbeeld op het tabernakel.
Bijzonder ensemble
Na ongeveer twintig jaar als pure neoclassicistische
en vooral lege kerk, raakte het interieur van de
Havenkerk steeds verder gevuld met kunstwerken
en meubelstukken. Wat opvalt is dat hierbij telkens
zorgvuldig werd gezocht naar de best beschikbare
kunstenaars én dat met zorg werd aangesloten op de
vormgeving van het kerkgebouw en van de eerder
geplaatste kunstwerken. Zo ontstond, ondanks
diverse vormen van patronage, een bijzonder
ensemble. Dat dit zeer bewust werd gedaan bleek
wel toen in 1867 werd besloten tot de gehele vernieu
wing van het hoogaltaar. Uitgangspunt was dat deze
bij de stijl van de kerk zou aansluiten. Hetzelfde gold
voor de orgelkast van het Maarschalkerweerdorgel
dat ook rond deze tijd werd besteld. Dit veranderde
pas toen een nieuwe generatie aan het hoofd van de
kerk kwam te staan, die minder gevoel had bij de
totstandkoming van de kerk en het oorspronkelijk
ontwerp. Ineens was het classicisme en het neoba-
rokke ouderwets, zeker als het werd vergeleken met
de gloednieuwe neogotische kerken. Met de plaat
sing van de overigens prachtige glas-in-lood
vensters vanaf 1876 ging het kerkinterieur definitief
een andere richting op. Het interieur werd bonter,
de beeldhouwwerken werden gepolychromeerd en
de muren kregen een kleurige afwerking. Uiteinde
lijk vond men ook deze afwerking vulgair, waarna
in 1930 de Schiedamse kunstenaar Sjef Schmier-
mann (1875-1950) het geheel wat vereenvoudigde
en versoberde. Toch blijft ook zijn beschildering, die
in concept nog steeds te zien is in de kerk, in verge
lijking tot het oorspronkelijke concept erg bont. Met
uitzondering van de vensters kunnen geen van de
kunstwerken die na 1870 werden geplaatst zich in
kwaliteit meten met de stukken die tussen 1842 en
1868 werden toegevoegd. De bloeitijd van Schiedam
was duidelijk ook de bloeitijd van de Havenkerk.
Bij de recente restauratie van het hoofdgewelf is
daarom besloten om terug te gaan naar de oorspron
kelijke kleurafwerking, waarbij alle voorgaande
geschilderde afwerkingen werden gedocumenteerd.
Het strakke witte interieur geeft een goede indruk
van de oorspronkelijke, voorname eenvoud van de
kerkruimte waarin de diverse interieurstukken ten
volle konden schitteren. 4 v
Scyedam jaargang 41 nr. 3
97