Daar mr/Der amDarMóêedew m mMeam
Een definitie van 'ambacht' kan zijn: handwerk, dat
aangeleerd moet worden, als broodwinning beoe-
fend.'1 Tot aan de Napoleontische tijd waren mensen
die hetzelfde beroep beoefenden dikwijls verbonden
aan een 'gilde', waarbij ook aspecten van onderlinge
steun het doel was. Zij stelde ook regels op, waaraan
de vakbroeders zich hadden te houden. In Schiedam
heeft tot aan de Tweede Wereldoorlog een zekere
vorm van het aloude beroep van zakkendrager
bestaan. Maar ook de mensen die iets maakten, de
ambachtslieden, hadden hun gilden. Dezen stelden
ook eisen van vakbekwaamheid, waarbij men na
het vervaardigen van een proefstuk de rang van
'meester' kon verwerven. Vooral vroeger was er veel
minder onderscheid tussen veel ambachten en de
kunstwereld. Dit is soms nog zo. Denk maar aan
een goud- of zilversmid. Of aan iemand die sieraden
maakt. Toen vanaf de negentiende eeuw de indu
strialisatie van het productie proces toenam, waren
daarbij soms ook nog ambachts aspecten.
Flessen
Voordat de eerste automatische flessenmachines hun
intrede (na 1912) deden, bestond het ploegje, direct
betrokken bij de fabricage van bijvoorbeeld jenever-
flessen, uit drie man. Opvallend was dat de blaaspijp,
waarmee het glas werd geblazen eigendom was van
de glasblazer. De 'aanvanger' moest in een draaiende
beweging in twee/drie keer voldoende vloeibaar glas
aan de blaaspijp halen uit de oven. De aanvanger
blies al het eerste lucht in de in de nog massieve glas
druppel, die daardoor in omvang toenam. Daarna
nam de 'steller' de pijp over en rolde, al blazend, de
klomp uit over de weisteen. Zo werd de gewenste
voorvorm bereikt. Deze ging nog even in de oven
om weer op werktemperatuur te komen. Nu kwam
de 'glasblazer' er aan te pas, waar de voorgevormde
Wim Snikkers
fles in de mal wordt gebracht en de fleswand de vorm
van de mal aanneemt door alsmaar lucht in de hete,
nog stroperige fles te blazen. De fles wordt uit de mal
gehaald en de 'indrager' neemt de bodem van de fles
in een tang, terwijl de glasblazer door wat water te
sprenkelen op de plaats waar de fles aan de blaas
pijp zit deze daarvan los maakt. Met een speciale
mondingstang en een klein beetje glas uit de oven
werkt de glasblazer de fles af. De indrager zet de fles
nu in de koeloven.
Waren dit nu ambachtslieden? In ieder geval was het
een groep volledig op elkaar ingespeelde vaklieden,
die op stukloon en op premiebasis werkten. Werk
tijden tot twaalf uur per dag en dat in de hitte van de
oven en met een gloeiend heet wordende blaaspijp.
Hieruit kwamen verschillende kwalen en aandoe
ningen voort en omdat verschillende mensen onder
ling dezelfde blaaspijp gebruikten ook besmettelijke
ziektes als keelaandoeningen en tuberculose. De spil
van de groep was de glasblazer, die tot 25 gulden per
week kon verdienen terwijl de aanvanger tot 8 en de
steller tot 14 gulden kwam. In een ver verleden was
SCHIEDAH
1) De definitie volgens Van Dale.
Scyedam jaargang 41 nr. 3
Een jeneverfles met in reliëf een
afbeelding. Deze afbeelding is
verkregen door in de houten
scharnierende mal de afbeel
ding uit te hakken. Aangezien
op den duur door de grote hitte
de mal gedeeltelijk verbrandde,
vervaagde het mannetje en moest
er weer een nieuw komen. Zo zijn
er tientallen, iets verschillende,
mannetjes bekend. Want het was
allemaal handwerk. (Afbeelding uit:
Scyedam 1989 nr.2)
105