gingen we 's zondags met
Elke zondag met de kerkbrik naar de kerk
in Kethel.
De heer Jan van Noordt (84) hield vaak de
leidsels vast.
"Ik ben opgegroeid op een boerderij, le Veenweg nr. 5.
Die heet nu de Woudweg. Mijn vader had er een
melkveebedrijf. We waren met vier zoons.
De kerkbrik gebruikten we alleen om naar de Jaco-
buskerk te rijden, elke zondag, naar de Mis van half
8. Ik zat altijd naast mijn vader op de bok, ik was
de oudste. Mijn moeder en de drie broertjes zaten
in de koets.
We zette de koets op het kerkerf, tegenover de kerk.
Daar was een paardenstal, eerst was het de schuil
kerk. Nu is het wijkgebouw de Werf en er wordt
geklaverjast en gehobbyd.
Je moest door weer en wind. En je had nogal eens
strenge winters in die tijd, met gladde wegen. Het
paard moest dan gestift worden. Het kreeg hoefijzers
met gaten erin en daarin werden de stiften geslagen.
Die gaten werden eerst leeggemaakt en mijn vader
sloeg dan 's morgens vroeg de stiften erin. Dan pas
deed hij zijn 's zondagse pak aan.
In de koets kon het koud zijn. Je had een leren kleed
de koets naar de kerk
Lidwien Meijer
over je benen. Dat noemden ze een schootkleed.
In de winter was het natuurlijk nog pikdonker als
we naar de kerk gingen. Op een keer zagen we
in de verte felle koplampen. Die waren van een
vrachtauto die zand aan het strooien was op de
gladde weg. Het paard schrok daar erg van. Mijn
vader zei: 'Ik ga hem even bij zijn kop pakken, hou
jij de leidsels maar vast.' Net voordat hij bij zijn
kop was, draaide het paard van vader af. Het wou
teruglopen en kwam in de graskant terecht. Alles,
het paard en de koets landden in de bevroren sloot.
Het paard liep meteen weer naar boven de weg
op. Vader pakte de leidsels. De koets was omver
getrokken, het glas was kapot, en moeder had haar
arm bezeerd. Wij kinderen liepen vervolgens over
het ijs en door de bevroren weilanden naar de kerk.
Op die manier was je er zó.
We reden ook midden in de nacht naar de Nachtmis
met Kerstmis. Het was natuurlijk stikdonker.
De nachtmis begon op 3 uur. Onze pastoor Van
Kampen zei: 'Als jullie dan uit de kerk komen, kun
je meteen gaan melken.'
Terug van de kerk spanden we het paard uit. Dat
ging dan in de stal of op het land. Eerst gingen we
ontbijten, want je mocht vóór de kerk niet eten,
dus we rammelden. Na het ontbijt ging de koets de
schuur in en op een winderige dag is die een keer
omgewaaid en flink beschadigd. De wind sloeg erin
en de koets reed achteruit tegen een boom aan.
In 1954 heb ik mijn rijbewijs gehaald. En daarna
huurden we weieens een auto om naar de kerk te
gaan, samen met de buren, de familie Fransen. Mijn
moeder hield niet zo van fietsen. Dan ging Fransen
om 10 uur naar de Mis en wij om half 8 en de week
erop wisselden we dat om."-^
56
Scyedam jaargang 42 nr. 2