Gistvermenging Behalve de gistvervalsing kwam ook gistvermenging voor met, zoals men dat noemde, 'vreemde' gist. Dit is (goedkope) bier- of azijngist, soms uit Duitsland of België geïmporteerd. Sommigen hadden daar geen bezwaar tegen, mits men het wel vermeldde. Er ontstond een anti-vermengingsgroep onder auspiciën van de 'Vereeniging van Gisthandelaren te Schiedam, Rotterdam, Delft en Delfshaven'. De eerste schijnt in 1866 in het leven geroepen te zijn. Maar al in 1870 was er onenigheid en een paar jaar later werd de groep ontbonden. Een deel van de branders richtte een nieuwe groep op. Zo ging het een paar maal, tot in 1917 het laatste bericht over een groep bekend is. Het ging er ook niet altijd fris aan toe. Het kwam voor dat de anti-vermengingbewe ging reders van de lijndiensten, die van Rotterdam op Engelse havens voeren, wilden overhalen gistla- ding te weigeren van fabrikanten/handelaren die niet het anti-vermengingsverdrag wilden tekenen. Zij wilden dit verlies aan lading wel financieel compenseren. Er waren toen diverse lijndiensten op kleine havens, waarvan het ladingpakket voor een groot deel bestond uit moutwijn, jenever en gist. Er was nog een ongewenste vermenging mogelijk. Door de gist minder uit te persen bleef een hogere alcoholhoudende vloeistof in de gist achter dan de geaccepteerde 2% vocht. Dus kwamen sommigen op het idee om op deze manier in Engeland alcohol binnen te brengen. Toen de douane weer eens een partij onderschepte, dreigde Engeland in 1897 de grenzen voor gist te sluiten. Na diplomatieke druk werd dit gevaar afgewend. Nieuwe methoden Buiten Nederland waren de bakkers minder te spreken over de geleverde biergist. Dit kwam ook omdat de bierbrouwers overgingen naar een ander type, ondergistend, bier. De daarbij geproduceerde gist was bij hogere temperatuur in de bakkersoven minder werkzaam. Vanaf 1846 experimenteerde de Oostenrijkse bierbrouwer Adolf Mautner (1801-1889) met een speciaal uitgezochte gist. In 1868 slaagde hij erin om het versuikerde beslag (waarin maïs een grote rol speelt) na verdunning met water of spoelingdun in zijn geheel tot gisting te brengen. De gist verzamelde zich in een schuimlaag aan het oppervlak. Deze kon met vlakke lepels worden afgeschept. In de Nederlandse bakkerijwereld was men niet zo tevreden meer met de kwaliteit van de door de bran ders als bijproduct geleverde gist. Men benaderde J.C. van Marken, in 1867 de eerste in Delft afge studeerde technoloog (scheikundig ingenieur) aan de Polytechnische School met het verzoek om een speciale gistfabriek op te richten op basis van de in 1868 in Oostenrijk ontwikkelde nieuwe methode. Van Marken ging daarop in en vertrok twee keer gedurende enkele maanden naar Oostenrijk om via economische spionage zich deze 'Weener methode' eigen te maken. In 1870 werd in Delft de Nederland- sche Gist Spiritus Fabriek (NG&SF) opgericht. Van Marken had goede connecties met het Neder landse 'establishment' en het bankiershuis Mees. Het bedrijf floreerde en werd de schrik van de Schiedamse branders met gist en met de spiritus die langzamer hand de moutwijn verdrong. De NG&SF pakte het ook gelijk anders aan. Er werd in 1885 een micro bioloog, Dr. M.W. Beyerinck, aangesteld. Hij kreeg internationale bekendheid en werd later hoogleraar te Delft. Handgistpersen. Uit: De Moutwijnindustrie. 136 Scyedam jaargang 42 nr. 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2016 | | pagina 28