werd benaderd om Hollandia onderdeel te laten worden van de NG&SF. Toen de beide grote aandeel houders, De Kuyper en B&N, daar geen bezwaar tegen hadden, is dit inderdaad op 1 juni 1924 gebeurd. Maar dit moest wel geheim blijven! Ondertussen ging Hollandia vrolijk verder om de nog enkele bestaande branderijen, voor zover zij niet zelf er de brui aan gaven, over te nemen. Hulskamp Zoon Molijn (inclusief hun gistafdeling Walraven, Beukers Co.) in 1933. In 1938 Hasekamp (gistmerk: Standaard) en in hetzelfde jaar werd gisthandelaar A. Blom (die ook samen met Hollandia een gistfabriek had) over genomen. Zo waren alle moutwijn en gistfabrikanten in Schiedam in één hand gekomen. Met uitzondering van het bedrijf van A. de Koning, waarvan inmiddels Bols mede-eigenaar was geworden. Of deze zich nog wel met gist bezighield, is onbekend. Intussen had ook de NG&SF zelf niet stilgezeten. Er werden in Nederland (en België) veel gist- en spiritusfabrieken overgenomen. In 1902 het al genoemde bedrijf van Van Meerten uit Delft. In Schiedam had W.J.M. Nolet in 1921 spiritusfabriek 'De Maas' opgericht, waarvan de gist (in 1922 was dat 400.000 kg) door A.Blom werd afgenomen. Al vier jaar later werd dit bedrijf door de NG&SF overgenomen en gesloten. De NG&SF trachtte in Nederland de hele gistmarkt in handen te krijgen. Gistmerk in Nederland en België: Koningsgist. In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog hebben, wegens graangebrek, alle branders niet gestookt. Zij konden dus geen gist meer leveren. Er werd overeen gekomen dat de NG&SF voor heel Nederland gist zou maken, maar deze gist werd wel geleverd via de oude gistleveranciers aan hun bestaande clientèle. In de crisisjaren voor de Tweede Wereldoorlog, toen de moutwijnafzet kelderde en dus ook veel minder gist door de branders werd afgeleverd, kreeg Hollandia en haar overgenomen bedrijven te maken met een tekort aan gist. Het bedrijf betrok toen uit Delft gist en mengde dat met eigen gist. In 1947 werd het goed bewaarde geheim onthuld dat Hollandia onderdeel was van de NG&SF en maakte Hollandia weer gist voor haar oude klanten. Tot 1955, toen nog uitslui tend gist naar Delft werd gestuurd voor verdere bewerking. In 1963 werd helemaal met gist gestopt. (Het gevormde gist wordt met spoeling afgevoerd). En in de loop van de jaren tachtig werd ook met de moutwijn gestopt. Besluit Het is opmerkelijk dat als over gist wordt geschreven, men bijna altijd refereert aan de 'Wener methode', terwijl deze geheel samenviel met de paar decennia dat het aantal branderijen sterk verminderde en voor zover nog gist gemaakt werd, het proces al lang was doorontwikkeld. Het is waarschijnlijk aan Coen Kramers te danken dat men nu nog een idee heeft hoe de Oudhol landse branderij functioneerde. Misschien heeft hij de laatste nog wel meegemaakt. Hij kwam uit een familie van timmerlieden en architecten, die veel voor de branderijen werkten. Hij had zich ook bekwaamd in het scheikundige proces. Al in de jaren dertig van de vorige eeuw had hij daarover geschreven en vlak na de Tweede Wereldoorlog heeft hij de publicatie 'De moutwijnindustrie te Schiedam' het licht doen zien, dat nog altijd het standaardwerk is. De vroegere gistvennootschappen leken geëvolueerd te zijn tot 'gewone' handelsbedrijven onder eenhoof dige leiding of als dochteronderneming van een ander bedrijf. De vroegere grote schrik van de branders, de NG&SF, is nu onderdeel van het DSM concern en heeft zich in een geheel andere richting ontwikkeld en voert ook niet meer de oude naam.^ Literatuur Coen Kramers Thz, De moutwijnindustrie te Schiedam, Amsterdam 1946 Eric van Schoonenberghe, Alcohol tijdens de negen tiende eeuw, Biotechnologie in volle evolutie, Hasselt 2012 J. van Riemsdijk, Het Brandersbedrijf te Schiedam in de 17e en 18e eeuw, Schiedam Wim Snikkers, Gist en moutwijn in de laatste eeuw, Scyedam 2010 nrs. 2, 3 en 4 142 Scyedam jaargang 42 nr. 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2016 | | pagina 34