werd in 1864 een stearinekaarsenfabriek opgericht.
Deze mislukte al spoedig en werd daarna door
enkele Schiedamse ondernemers (onder andere Van
der Schalk en Prins en Loopuyt) overgenomen.
Dit bedrijf, 'Apollo', werd het grootste bedrijf van
Schiedam, waar in de toptijd meer dan vijfhonderd
personen werkten, onder wie veel vrouwen. In 1929
werd de fabriek in Schiedam gesloten, na te zijn
overgenomen door een collega in Gouda.
Nieuwe en oude ladingen
Het is opvallend dat sommige ladingen na de eeuw
wisseling achteruitgingen of verdwenen, zoals graan
en hout. Kolenschepen namen sterk in aantal toe.
Dat heeft te maken met technische ontwikkelingen,
zoals de komst van graanelevatoren in Rotterdam.
Ook stakingen speelden een rol. De bond van de
Rotterdamse havenarbeiders, de 'Nieuwe Nederland-
sche Bootwerkersbond' (NNBB) was er in 1896 in
geslaagd om voor Rotterdam, waar toen een staking
was, bestemde schepen hier niet te lossen. De rol
van deze bond was een aantal jaren later uitgespeeld.
Wat betreft de kolenboten: Het jaar 1907 had een
record van 92 boten uit Engeland, die hier 165.000
ton kolen brachten, waarvan 156.500 ton doorge
voerd werd, voornamelijk naar Duitsland. Hier
onder waren 36 schepen, die hier losten, omdat er
in Rotterdam een staking was. Daarnaast werd er
nog via lichters, kleine schepen die de aangevoerde
goederen verder transporteren, 30.000 ton aange
bracht en ook nog via 278 rivierschepen 80.000
ton uit Duitsland. Duitsland importeerde kolen,
geschikt voor hoogovens en exporteerde kolen,
geschikt voor andere doeleinden. In dat jaar kwamen
er 98 stoom- en 14 zeilschepen. Vlag: 55 Nederlands
en 41 Engels. Met de graanschepen was het bijna
gedaan: nog maar vier schepen deden de haven aan.
In 1913 kwamen slechts 17 stoomschepen, waar
onder twee kolenboten en geen enkel graanschip.
In Schiedam waren vroeger enkele kooplieden, die
via de korenbeurs, graan aan de branderijen leverden.
Buiten de branderijwereld was hier weinig handel in
graan. Er was steeds minder graan nodig omdat de
brandersnijverheid sterk verminderde en het graan
werd steeds meer direct van importeurs betrokken.
In 1918 werd de beurs gesloten.
In Rotterdam kwamen graanelevatoren, die graan
uit het ruim van een schip konden zuigen en door
voeren. Een ploeg bootwerkers, die in de weer
waren met manden, kon daar niet mee concurreren.
Hetzelfde gold later voor de kolenboten toen die
op mechanische wijze konden worden gelost. Maar
er was wel iets curieus: een sterke toename van het
aantal zeilschepen, namelijk 39. Hun lading bestond
uit flessen. In Schiedam waren enkele glasfabrieken
gekomen, die ook gingen exporteren. Daarnaast
kwamen er veel houtvlotten naar Schiedam en er was
een sterke opleving van het aantal vissersschepen die
Schiedam aandeden.
Nieuwe bedrijven
In 1904 vestigde zich op een terrein van de voorma
lige gemeente Mathenesse, Werf Gusto, die al een
goede naam had op het gebied van baggermaterieel
en kranen. Aanvankelijk aarzelde de gemeenteraad
om hiermee in te stemmen, want het bedrijf wilde
niet zo veel voor de grond betalen. Maar het raadslid
M.C.M. de Groot wist zijn collega's te overtuigen,
want de stad had dringend nieuwe werkgelegenheid
nodig! Er gebeurde nog meer. Aan de Maaszijde was,
buiten de hoofdwaterkering nog altijd een gebied,
bestaande uit slikken en gorzen, dat met hoog
water onderliep. In Rotterdam werd de Waalhaven
gegraven en met een deel van de baggerspecie kon
in 1909 deze grond worden opgehoogd. Het terrein,
inclusief een nieuw te graven Wilhelminahaven,
werd bestemd voor industrie. "De toekomst van
Schiedam ligt aan de Maas", sprak burgemeester
Honnerlage Grete. In afwachting van de komst van
industrie werd in 1908 het Sterrebos aangelegd.
Al gauw werd daar een hap van afgenomen, want
er vestigde zich werf 'De Nieuwe Waterweg', op
het terrein tussen de Maas en Wilhelminahaven.
Het was een grote nieuwbouwwerf met later ook
Scyedam jaargang 44 nr. 1
21